Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse: Komt Heilighe Geest vol machten. 219. Ofte: Schoon lief wilt my troost gheven.
MYn herte wilt nu vluchten
Van all' ydel gheruchten,
Diendt Godt den Heere groot:
Want waer ghy soeckt ghenuchten,
Geen blijschap sonder suchten,
In deser wereldt schoot.
Want, etc.
Wellust en kan niet baten,
't Gheselschap moet ghy laten,
Als ghy sult sterven ras:
Wel kouten en wel praten,
En treden langhs der straten,
En komt dan niet te pas.
Wel, etc.
Rijckdom en houdt geen stede,
Schoonheydt vergaet oock mede,
In alsoo korten tijdt:
De doodt vol bitterhede
Jaeght ons, 't en baet geen bede,
| |
[pagina 621]
| |
Niemandt en heeft respijt.
De doodt, etc.
Ghy herten jongh van jaren,
Ick weet 't sal u vervaren
Derven de wereldt soet:
Nochtans, sonder beswaren,
Doet deughd, hoort mijn verklaren
Keert u tot Jesum goet.
Nochtans, etc.
Aenmerckt hoe sy failjeren,
Die bouwen en fonderen
Op 's wereldts ydel schijn:
Van all' die triumpheren,
En lustigh bancketeren,
Welck sal het eynde zijn?
Van, etc.
Och lacy, en och ermen,
Eer langh sy sullen kermen,
Als komt den laetsten dagh:
Wilt Godt dan niet ontfermen,
Sy moeten alle swermen
Na d' helle met gheklagh.
Wilt, etc.
|
|