Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– Auteursrechtvrij
[pagina 283]
| |
Op de voor-gaende wijse:Wilt ontspringhen // Lof-sangh singhen,
Onsen Heer ghebenedijt.
Want hy doet ons groote dinghen.
Hierom looft hem met jolijt.
En wilt u van quaet
| |
[pagina 284]
| |
bedwinghen,
Sijn weldaedt ghedachtigh zijt.
WIlt ontspringhen // lof-sangh singhen,
Onsen Heer ghebenedijt.
Want hy doet ons groote dingen.
Hierom looft hem met jolijt.
En wilt u van 't quaet bedwingen,
Sijn weldaedt ghedachtigh zijt.
En wilt, etc.
In-gheseten // wilt ghy weten
Wat den Heer ons heeft ghedaen?
Door sijn goedtheyt onghemeten,
Gheeft hy ons sijn lichaem saen,
Voor een spijse om te eten.
Wilt hem weerdelijck ontfaen.
Voor een, etc.
Proeft uw' sinnen // wel van binnen,
Eer dat ghy ontfanghen sult
Desen grooten schat der minnen,
Die den wijden Hemel vuldt,
Eer dat ghy dit sult beginnen,
| |
[pagina 285]
| |
Spreeckt ootmoedelijck uw' schuldt.
Eer dat, etc.
Wat moght Godt ons meerder geven,
Dan dit lieffelijck present,
Van sijn Vleesch en Bloedt verheven
In het heyligh Sacrament?
Op dat wy in 't eeuwigh leven
Souden komen ongheschendt.
Op dat, etc.
Dese spijse // hoogh van prijse
In ons zielen liefde straeldt:
Wt des Hemels Paradijse,
Is sy voor ons neer-ghedaeldt:
Looft hem met der Eng'len wijse,
Van dees spijse onghefaeldt.
Looft, etc.
Glori', hoogheydt, lof en eere
Zy de hooghe Triniteyt:
Die ons arme menschen teere
Dese spijse heeft bereydt,
Die ons Godt is en ons Heere,
Nu en in der eeuwigheydt.
Die ons, etc.
|
|