Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse: Als de selve begint.Komt menschen schoon verciert
| |
[pagina 188]
| |
met deughd,
Die met den Heer verresen zijt:
Komt, die nu zijt als jonghe jeughd
Door Christus dood gebenedijt.
Komt, komt en maeckt een nieuwe vreughdt:
Ghy meught met recht wel zijn verblijdt.
De doodt is doodt, De Hel ontbloot,
Vewonnen is den Duyvel snoodt:
Des
| |
[pagina 189]
| |
Hemels poort is opghedaen,
Al die maer wil magh daer in gaen.
KOmt menschen schoon verciert met deughdt,
Die met den Heer verresen zijt:
Komt, die nu zijt als jonghe jeughd
Door Christus doodt ghebenedijdt.
Komt, komt en maeckt een nieuwe vreughdt:
Ghy meught met recht wel zijn verblijdt.
De doodt is doodt, De Hel ontbloot,
Vewonnen is den Duyvel snoodt:
Des Hemels poort is op-ghedaen,
Al die maer wil magh daer in gaen.
Komt Eng'len schoon uyt 's Hemels throon,
Komt Cherubin, komt Seraphin,
Ver-eert de Feest van Godes Soon,
Betoont uw' blijde vreught en min.
Op dat ons lof magh zijn ydoon,
| |
[pagina 190]
| |
Verweckt ons hert en onsen sin:
Acht ons niet meer nu soo gheringh,
Als een verschoven vreemdelingh.
Wy zijn seer duer gherantsoeneert,
Door Jesum zijn wy hoogh ver-eert.
O Jesu soet, ons hooghste goet.
Ons Heer, ons eer, ons vrolijckheyt,
Wy dancken u met groot ootmoet,
Voor sulcke berremhertigheydt,
Dat g' ons verlost hebt met u Bloedt,
En 't eeuwigh goet ons hebt bereydt.
Geeft ons dat wy, van sonden vry,
Ons Paesch-lam etend' heyligh bly,
Gheschort, gheschoeydt, met 't Cruys in d' handt,
Verlaten voorts Egypten-landt.
|
|