Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
[pagina 92]
| |
Dat soete kindekijn,
Ghe-eeret moet zijn
Dat soete Maeghdekijn,
Nu en eeuwelijck tot aller tijdt.
MEt desen nieuwen jare,
Soo wordt ons openbare,
Hoe dat een Maeght vruchtbare,
De werelt heeft verblijdt.
Ghelovet moet zijn
dat soete kindekijn,
Ghe-eeret moet zijn
Dat soete Maeghdekijn,
Nu en eeuwelijck tot aller tijdt.
Ghelovet, etc.
Hoe wel was sy te moede,
| |
[pagina 93]
| |
Doen sy in vleesch en bloede
Aensagh haer 's herten hoede,
Den Heer der wereldt wijdt?
Ghelovet, etc.
Sy baerd' hem sonder pijne,
En bleef een' Maghet fijne,
Des sondaers medecijne:
Dies is den Joden nijdt.
Ghelovet, etc.
Die Enghels songhen schoone;
Glori' in 's Hemels throone,
Ter eeren en ter kroone
Des kindt ghebenedijdt.
Ghelovet, etc.
Naer acht daghen gheleden,
Soo wierd Jesus besneden,
Al naer der Joden seden,
't Welck ons van sonden vrijdt.
Ghelovet moet zijn
Dat soete kindekijn,
Ghe-eeret moet zijn
Dat soete Maeghdekijn,
Nu en eeuwelijck tot aller tijdt.
Ghelovet, etc.
|
|