Den lust-hof der Christelycke leeringhe
(1622)–Benedictus van Haeften– Auteursrechtvrij
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Iesvs Christvs als een tvvaelf-jarich kindt vermaent de godtvruchtighe Ionckheyd tot de Christelijcke Leeringhe.Op de wijse:
| |
[pagina 6]
| |
Nu hoorden ick, nu dorst' ick oock wat vraghen,
Daer ick in't midden sat
Der Leeraers wijs':
Elck gaf my prijs,
Verwondert seer
Van mijne jonckheyds leer'.
Weest oock alsoo, mijn' Jonckheyd, heel manierigh
In't huys, en op de straet:
Voeght u tot Godt: stil, neerstich, en leer-ghierich
Ten Catechismus gaet;
V daer wel draeght,
Antwoordt, en vraeght,
V les' onthoudt,
D'onwetentheydt oock schoudt.
Den eersten bloem van uwe jonghe jaren,
Eer 'tquaet u werdt bekendt,
Schickt tot Godts dienst, en wijsheyd te vergaren;
Van joncks wel-doen ghewendt:
Want een goet kind
Ga naar margenoot+Dat vroegh beghint,
Oock oud bewaert
Sijn deughdelijcken aerd.
Ick thoonden oock ghehoorsaemheyd mijn Ouders,
Daer ick nochtans was God.
Leert hier aen al', te wesen onderhouders
Van uw' Ouders ghebod:
Van mijn kindtsheyd
Ghehoorsaemheyd
O kinders leert;
Vw' Ouders mint, en eert.
Druckt my voorts uyt in alle goede wercken,
Leeft als reyn' enghelkens;
Datmen mijn' deughd magh uyt-ghebeelt bemercken
In soo veel Iesv-kens.
Wel aen dan, groeyt,
V neerstigh spoeyt
Ter saligheyd,
Die u, o kinders, is bereyd.
|
|