De Psalmen Dauids
(1583)–Willem van Haecht– Auteursrechtvrij1DOen Israel wt Egypten quam,
End' dat het huys Iacobs de vlucht nam,
Vande zeer vremde volken.
Aldoen wert Iuda zijn Heylicheyt,
Israel zijn heerschappye breyt
Onder des hemels wolken.
De Zee sach dat, end' sy vloot
| |
[pagina 31]
| |
saen.
Te rugghe keerde de Iordaen.
De Bergen sprongen op end' om
Als de lammeren ionc end' dom.
De heuuelen als schapen teer,
Verblijdden haer ooc euen-zeer // Haleluia, Haleluia.
| |
2Wat was v Zee, dat ghy soo wech vloot?
End' dat ghy Iordaen den rugghe boot,
Doen ghy Is'rel saecht comen?
Dat ghy Berghen als Lammeren sprongt?
Ghy heuuelen als schapen op-gongt?
Soo hebben wijt vernomen.
Voor den Heer' die gheweldich is,
Voor Iacobs Godt machtich ghewis
Beefde het Aerdt-rijc op dat pas:
Die de rootsen kan keeren ras
In een Water-zee openbaer,
De steenen in Fonteynen claer.
Haleluia, Haleluia.
|
|