Werken. Deel 3: Inleiding, varianten, errata
(1905)– Hadewijch– Auteursrecht onbekendGa naar margenoot+ III. Blommardinne.In de jaren 1261, 1270, 1282 en 1283 vindt men onder de schepenen der stad Brussel den naam van Willem dictus Blomaert. Hij was dus van edele familie en behoorde tot het Serroelofs geslachtGa naar voetnoot(1). Hij overleed tusschen de jaren 1305 en 1310. In eene akte van dit laatste jaar komt immers het woord quondam (wijlen) voor. Hij had een dochter, genaamd Heilwighe, welke, vol- | |
[pagina XXXVII]
| |
gens de gewoonte des tijds, in de akten voorkomt met haren familienaam in het vrouwelijk geslacht, dus onder den naam Heilwigis dicta Blomardinne. Onze oud-medeleerling en goede vriend Karel Stallaert, had ons, voorGa naar margenoot+lange jaren, deze omstandigheid kenbaar gemaakt. Wanneer hij de plaats van archivaris der stedelijke Godshuizen bekleedde, had hij uit talrijke stukken de vrouwennamen uitgaande op inne opgeteekend, waaronder een vijf- of zestal BloemardinnenGa naar voetnoot(1), en openbaarde ons het gevoelen dat deze vrouw wel dezelfde zou kunnen zijn als het vermaarde kettersche slachtoffer van Jan van Ruysbroeck. Maar hij heeft geen verdere nasporingen over de zaak gedaan en zijn ambt in de Godshuizen verlaten hebbende, heeft hij ons de taak overgelaten om ze voort te zetten. Het is dit werk dat wij hier nu uitvoeren. Vooraf moeten wij bekennen dat wij over de werkelijke geschiedenis van deze Heilwige Blommaerts of Bloemardinne in de akten niets gevonden hebben, maar nog al veel over hare bijzondere tijdelijke zaken: eigendommen, woning, bloedverwanten, enz. Wij geven hier een droog doch aantrekkelijk overzichtGa naar margenoot+der stukken waarin haar naam voorkomt of waarin van hare tijdelijke have gewag gemaakt wordtGa naar voetnoot(2). Want, hoe droog dit overzicht zij, zullen wij daaruit zaken en gissingen putten. In 't jaar 1305, op St-Urbaansdag, vermaakt Heilwige van Merbeke aan Juffrouw Heilwige Blommardinne en aan Machteld van Bigarden de helft eener hofstede gelegen | |
[pagina XXXVIII]
| |
recht over Geerelms Heincart en het huis staande in deze hofstede, de helft eener hofstede in den hoek recht over de gebroeders Crayenblicke en de helft van de aanpalende hofstede van den kant van het Ste-Goedelengasthuis (later Ste-Geertruidengasthuis), ook recht over de broeders Crayenblicke, alles op erfleen. Deze drie goederen zijn gelegen 't een nevens 't anderGa naar margenoot+op den hoek der huidige Loxumstraat langs de Markiesstraat, het huis der broeders Crayenblic staande rechtover op den anderen hoek der Loxumstraat, komende van de Bergstraat. Denzelfden dag, door een andere akte, voor dezelfde schepenen, Willem Hoseken en Amelricus Meier, aangegaan, vermaakten Heilwige Blomardine en Machtelt van Bigarden deze hofsteden en huis aan Heilewige van Merbeke om door deze levenslang bewoond te worden, mits eene jaarlijksche rente op Kertsmis te betalen. Deze Heilewige van Meerbeke was eene begijn. In 't jaar 1272 had zij met Avesoete van Aalst overgenomen van Geertruid van Lennick de helft van een huis gelegen op St-Goedelenkerkhof bij het huis van Peter Doddin, den Wever. Het volgende jaar 1273, stond Avesoete aan Heilwige van Meerbeke haar deel af, het is te zeggen het vierde part van het huis waarvan zij te zamen de helft gekocht hadden. In 't jaar 1274 kocht zij de andereGa naar margenoot+helft van het huis van Franco, zoon van Christina van Cureghem. In 't jaar 1280 kocht zij nog, in gemeenschap met een ander begijn, van Arnoldus Crayenblick de helft van de hofstede waarin Aleidis Tolinne woonde. Dit huis en deze hofstede waren gelegen tegen of bijna tegen de door Blommardinne in 1305 gekochte hofstede. | |
[pagina XXXIX]
| |
Alle deze huizen en steden maakten te samen eene soort van begijnhof uit, eene omstandigheid die wij nog bevestigen zullen door de volgende stukken, en die wij moeten doen opmerken. Een ander huis werd nog voor een kwart overgegeven door de begijn Heilwige van Everne aan de twee dochters van Elisabeth Sute, in het jaar 1298; dit huis recht over dat van Arnoldus Crayenblick bij St-Goedelen. Een achtste deel van dit huis werd in 1308 gekocht door Jan de Wiele, priester en geestelijken koster van St-Goedelen, en eenGa naar margenoot+ander achtste kocht hij denzelfden dag van Elizabeth Zuete. Dit begijnhof werd nog vergroot. In 1310, op den Zondag na de Besnijdenis, verkreeg Heilewige, dochter van wijlen Willem Bloemart, op erfleen van Michael, bastaardzoon van Michiel gezeid Leu ('s Leeuws), een huis gelegen rechtover de woning der kinderen van Walterus 's Leeuws, en in 1312 kocht zij van deze kinderen, Walterus en Arnoldus, en van Willem Crayenblic, eene hofstede rechtover de deur van wijlen Arnoldus Crayenblic. Deze hofstede paalde dus aan degene die zij al te voren had bijeengeraapt. In hetzelfde jaar nog verkreeg juffrouw Heilwige Bloemaert van Machtelt van Bigarden de helft van de hofstede en het huis die zij te samen in 1305 van Heilwige van Merbeke overgenomen hadden; dus had zij alleen den eigendom van dit goed. In 1315 kocht zij van Johannes van den Wile, priester en plebaan van Ste-Nikolaaskerk, de twee achtsten, die hijGa naar margenoot+bezat op het huis in de Gasthuisstraat. Zoo wij hooger gezegd hebben, werd een achtste gekocht in 1308 door dezen Van de Wiele, alsdan geestelijken koster van | |
[pagina XL]
| |
Ste-Goedelen. In 1315 vergrootte Heilewige Bloemaert haren eigendom in de Gasthuisstraat veel. Zij koopt van Heilewige, weduwe van Hendrik de Rodenbeke, eene hofstede gelegen recht over Geerelms Heincart; van Margareta, dochter van Joh. de Pede, eene hofstede, bij Ste Goedelen, recht over Geerelms Heinkard, op den hoek der huidige Markiesstraat en St-Goedelenkerkhof, hofstede waarop twee huizen staan. Waarschijnlijk om die aanwinsten te betalen, zien wij ze hetzelfde jaar aan Machtelt van Wambeke eene belofte doen van 60 ponden groots. Doch weinig daarna vinden wij eene erkentenis van wege den deken en het kapittel van Ste-Goedelen van eene somme gelds waarmede deken en kapittel gekocht hebben van de kinderen Beatrys Coudenbergs een jaarlijkschen cyns van 10 ponden groots, opGa naar margenoot+een huis en hoeve bewoond door Hendrik van Morsele, priester. Voor deze leening beloven deken en kapittel aan Heilwige Bloemarts 15 ponden en 50 stuivers jaarlijks te betalen en verpanden de bovengemelde goederen. Het volgende jaar, 1316, zien wij ze op erfleen koopen van Diederik, zoon van Arnoldus Blauwe, drie deelen van een huis gelegen in de Gasthuisstraat, in de hofstede aan haar zelf Heilwige toebehoorende, rechtover de broeders Crayenblike Voor dezen koop had zij geld noodig. Dus voor dezelfde schepenen maakte zij eene belofte van 1000 ponden groots aan Machtelt van Wambeke en verpandde zij, voor deze schuld, de hofstede waarin zij woont en de aanpalende hofsteden met alle de huizen die er op staan, en voorders alle hare goederen. Aan degenen die ons tot hier in al deze koopen, leenen,Ga naar margenoot+en panden gevolgd hebben, moeten wij in een woord doen opmerken dat Heilewige Bloemmaert in het jaar | |
[pagina t.o. XL]
| |
LEGENDE.
1. Woning van Jan Hinckaert. 2. Gerelmus Hinckaert? 3. Hospitale S. Gudulae. 4. Fratres Crayenblick. 5. Hofstede recht over Gerelmus H. 6. Halve hofst. recht over Crayenblick. 7. Halve hofst. recht over Crayenblick aan den kant van S.G. Gasthuis. | |
[pagina XLI]
| |
1316 in bezit was van eenen nog al ruimen boedel hofsteden en huizen gelegen langs de Markiesstraat, de Loxumstraat en misschien ook de Prochiaanstraat. Voor eenige wekenGa naar voetnoot(1) moet men in de afbraken die men daar tegenwoordig dagelijks doet, nog stukken muren dezer huizen gevonden hebben. Het is slechts vijftig jaren geleden dat de Bloemmaerdsche boedel verbouwd geweest is. Dat Heilwige daarin, gelijk wij het al gezegd hebben, een soort van begijnhof zou ingericht hebben, schijnt ons zonder twijfel. Zij handelt bijna niet dan met begijnen. In geen onder onze oogen voorkomende stuk vinden wij ze met den titel van begijn beschreven, het is waar; doch voor andere dochteren is het in vele stukken dezelfde zaak; in het eene noemt men ze begijn, in het andere niet. Heilwige Bloemmaert wordt overal domicella genoemd, dat is te zeggen, eene juffrouw van edel geslacht, en hetGa naar margenoot+is mogelijk dat deze benaming in de akten boven die van begijn de voorkeur had. Dit is geheel in den geest des tijds. Het is toch zeker dat zij daar, in haren boedel, woonde in 't midden van begijnen, en wij hebben ook al doen opmerken dat rechtover dit begijnhof, in eene enge straat, de hofstede en het huis der Hinkaerts stonden, bij wie Jan van Ruysbroeck woonde. Voorts moet men er nog bijvoegen dat de Hinkaerts en de Bloemaerts, alle tijden tot het Serroelofs geslacht behoorende, bloedverwanten moeten zijn. Dus was Ruysbroeck niet alleen Heilwigs gebuur,maar was ook met haar vermaagschapt. In welken graad? Dit is niet bekend. Het grootste deel der Brusselsche actenstukken, geslachtsboeken, enz., zijn, zoo men weet, vernietigd door den Franschen brand van 1695. | |
[pagina XLII]
| |
Omtrent het jaar 1318 werd Ruysbroeck priester gewijd. Ga naar margenoot+ Het is zeer merkwaardig, dat, juist van dien tijd af, een lang stilzwijgen in de akten over onze Heilwige vast te stellen is. Van op het einde van 1316 tot op feria 5a na O.L.V. Ontvangenis 1330 vindt men niets in de registers, en van dezen laatsten datum tot op Heilwigs dood ziet men eene heele verandering in hare tijdelijke zaken. Het is eene onbetwistbare inzwelging. Laten wij de volgende stukken nog overzien. Op gezegden dag van 1330 belooft Heilwige te geven aan Cornelis van Nieneve, priester, eeuwigen kapelaan (perpetuus capellanus) van Ste-Goedelen, 100 ponden groots waarvoor zij in pand stelt het huis waarin zij woont met alle aanhangsels en 9 dagwand lands gelegen in Ingebrechtsgat buiten Ste-Goedelenpoort. Was die belofte niet genoeg bevestigd? Immers den 6 Juli 1335, waarschijnlijk in Heilewiges laatste oogenblikken, voor den notaris Johannes Wittebroet en getuigen, erkent de eerzame juffrouw Heilwige Bloemaerts wettiglijk schuldig te zijn aan Cornelis van NieneveGa naar margenoot+honderd ponden groots. De akte is in het woonhuis van Heilwige verleden, in de tegenwoordigheid van Joannes Heincard (Johanne dicto Ser Heincards), heere Helyas van S'Hertogenbosch (Helya dicto de Buscoducis), eeuwigen kapelaan van Ste-Goedelen, en Amelricus Vederman. Deze akte is hoogst belangrijk; wij zullen er op terugkomen. Hetzelfde jaar stierf Heilwige. Door een akte, zonder datum, maar verleden voor de schepenen Ludovicus Esslen, Willem Pipenvoy, Joh. Weert en Rudolphus Mol (dus in 1335-1336) wordt bevestigd dat: om de | |
[pagina XLIII]
| |
schulden waarvoor wijlen Juffrouw Heilwige Bloemard hare goederen had verpand aan M. Cornelis, priester, deze goederen gevonnist zijn geweest aan Amelricus Vederman, drager der schuldbrieven, om ze te verkoopen en er voorts zijn voordeel of zijnen wil mede te doen, door de vermaning van Everaert T'Serclaes (Everardi Nicholay), amman van Brussel, en het vonnis deze vermaning volgende. Die goederen zijn de woning der voorschrevenGa naar margenoot+Juffrouw Heilwige, en voorts de grond met toebehoorten, gelegen nabij Wouter 'SLeeuws rechtover het huis waar deze Juffrouw gewoon was te verblijven; voorts 9 1/2 dagwand, enz., Amelricus Vedermans erkennende dat hij deze goederen aan Cornelis van Nieneve, priester, heeft verkocht. |
|