Visioenen
(1924)– Hadewijch– Auteursrecht onbekend
[pagina 139]
| |
Over de verspreiding van de allegorie van den boomgaard
| |
[pagina 140]
| |
symbolen der zelfkennis en der vernedering. De boom van Barmhartigheid met den hop en de waterbloem, d.i. medelijden en tranen. De boom van Geduld, met raaf en lelie, en zoo gaat het voort met de boomen van Lofprijzing, van Wonen in het hemelrijk, met als zevende boom de boom der Begeerte met den Phenix en de veldbloem. De Palmboom heeft als wortel het Geloof; als boomstam gewillige armoede; als takken: Zelfkennis, Barmhartigheid, Boete, Vroomheid, Verlangen naar God, Gebed, Godsgenieting. De opvatting van de allegorie zooals die bij Had. voorkomt schijnt ouder te zijn: immers van de vogels en van de bloemen bij elken boom is er bij haar geen spraak. Overigens komen de verschillende deugden door de takken beteekend, zooals trouwens te verwachten was, nooit overeen. Tot psychologische verklaring van zulke allegorieën dienen de beelden uit de hl. Schrift. De godvruchtige is als een vruchtbare boom; Ps. 91. 13 Justus ut palma florebit; de Bruid in het Hooglied wordt vergeleken bij den Palmboom. Eccli. I, 25 zegt: Radix sapientiae est timere Dominum et rami ejus longaevi. Zoo handelt reeds o.a. Hugo van St Victor in De arca Noe morali III, De seminatione arboris sapientae per timorem. Ten onzent is deze allegorie ook vroeg zeer verspreid geweest. Zij komt voor, o.a.: In de Limburgsche sermoenen. Deze bevatten, blz. 538, den Boomgaard. Maar ook als serm. 31 Dat buec van den PalmboemeGa naar voetnoot(1). Dezelfde redactie van den Boomgaard komt voor in hs. 11730 op de koninklijke bibliotheek te Brussel. Een vergelijkende uitgave werd bezorgd door Dr W. De Vreese in Biekorf, IIe jg. (1900). Nog een redactie van Dboec vanden boemgaerde staat in het Ruysbroeck-hs. W, bl. 102b-106a.Ga naar voetnoot(2). | |
[pagina 141]
| |
Hs. II 2010 ter kon. bibl. Brussel (2414 cat. v.d. Gheyn, III) heeft (f. 46-48 v) den bogaerd der gheweercken gods die bestaat uit: den boem der goetheit; der voorsienichede; der ontfaermichede; der goedertierneit; der caritaten; der ghedoechsaemheit; der vreden; eenen verladenen boem der miltheit; eenen hoogen boom der rechtveerdicheden; eindelijk den boom der vriendschepen Gods. Een mooie redactie van den Palmboom, waarin echter in 't midden een vel ontbreekt, staat in hs. II, 2349 kon. bibl. Brussel, f. 70-73 v. (2419 cat. v.d. Gheyn III). Deze Palmboom is als volgt: Eerste tak: bescouwenisse van haer seluen met als vogel den paeu, bezorgdheid om der ziele schoonheid, en als bloem het viooltje, ootmoed. Tweede tak: ontfermicheit, met als vogel den regher die gherne es omtrent den grauen, en als bloem de leeschbloem die wast gerne vten water. Derde tak: lidende penitencie, met als vogel de swane, beeld der ziel, die zich in haar lijden verheugt en als bloem die lielie die tusschen die dornen staet. Vierde tak: compuncie, met als vogel die herpie (hier valt de leemte in het hs.). Bij het volgende vel zijn we in den vijfden tak: (groote begeerte); de vogel wordt niet genoemd, maar ieghen den dach als die sonne opgheet soe drijft hi grote bliscap; de bloem is: soffrane, want begherte maect den menschen bleec. Zesde tak: die h. Visentacie (van God) met als vogel de swalue die haer aes nemt al vlieghende, en als bloem die goutbloeme die volcht der sonnen. Eindelijk zevende tak: contemplacie met den vogel phenix en de bloem ihesus christus die seghet: Ic ben die bloeme vanden velde. Deze Palmboom is nauw verwant zooals men ziet met de allegorie van den Boomgaard van Konrad v. Weissenburg. Hs. 10765-69 (2403 cat. v.d. G) bevat ook de allegorie van den Palmboom met vogels en bloemen. Ze komt verder nog voor als sermoon in hs. 21892 f. 29-58 v (cat. v.d. G. III 2408). Nog heb ik er een redactie van aangetroffen in hs. 15258, f. 198 r van de Hofbibl. te Weenen. Ook in onze ridderromans zijn dergelijke allegorieën niet zeldzaamGa naar voetnoot(1) | |
[pagina 142]
| |
Een vergelijkende studie al dezer redacties lag buiten dit bestek. Zooveel toch zal al gebleken zijn, dat de allegorie als bij Had. een gansch andere is, die van de latere onder elkander toch sterk verwante redacties zelfstandig afwijkt, en zoo ook reeds als ouder aandoet. |
|