Brieven
(1947)– Hadewijch– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 118]
| |
Bestemming.Alles in 't meervoud; aan jonge godgewijde(n): r. 50 ionghe herte. | |
Inhoud.God leere u volledige enicheit = onthechting, naar het voorbeeld van Christus, van de heiligen, om hare zoetheid in vereeniging met de Liefde te genieten (-18). Beoefen daarom met steeds nieuwen ijver wat S. Paulus over Caritate leert, om na dit pelgrimschap in 't Land der Liefde te komen (31). Caritate vergt, dat gij u onder God zoudt verootmoedigen, den Beminde geheel toebehooren; onderzoekt daarom u zelven hoe gij alles wat u onaangenaams of aangenaams overkomt aanneemt. Beschouwt steeds Ons Heer, werkt met de gracie en bevordert met wijsheid Gods goed, onder leiding van scone Reden (63). Het thema van ootmoedigheid en wijsheid doorloopt den geheelen brief. Veel herinnert aan br. 10. | |
Bijzondere leerstukken.1. De leer over de enicheit: het alleen leven voor en met de Liefde in geheele onthechting, die leidt tot de zoete enicheit in de genieting. 2. De leer over Jesus: hoe Hij als mensch alleen voor den Vader geleefd heeft. 3. De leer over Caritate volgens S. Paulus. 4. Verder wordt een soort van gewetensonderzoek aangeprezen: over onze gesteldheid in alles wat ons overkomt. 5. Nog eens de leer over scone Redene, die ons leiden en voorlichten moet. | |
Invloed.Mande heeft slechts hier en daar een zinnetje tot r. 42. Aan het slot dan staat r. 25-31, om volgenden brief in te leiden. | |
Moeilijke plaatsen.8 vlg.. Het drievoudig enicheit geeft drie aspecten aan van die enicheit: en beteekent het in zich zelf verzameld zijn, buiten alle gehechtheid aan het aardsche, in volledige onthechting, om alleen met de Liefde te zijn, voor de Liefde te leven; de enicheit dus waarmede de Zoon uitsluitend leefde in vereeniging met den Vader, wat den Vader hoogst welgevallig was; de enicheit, waarmede de heiligen uitsluitend leven in vereeniging met Hem, buiten | |
[pagina 119]
| |
alle vreemde troest; de enicheit, het innig samen-zijn met Hem, dat Hij zijn getrouwe vrienden laat kennen. Enicheit is zoo telkens: het een-zijn, vereenigd-zijn buiten alles wat niet de Liefde of om de Liefde is. 32-35. Caritate dat es schuldighe oetmoedicheit: dit is wel geen definitie van Caritate. De bedoeling schijnt te zijn: zoolang men niet dat rike der Minnen, het rijk der Minne, de Minne in al haar macht en weelde, beoefent, bezit, moet men zich verootmoedigen onder de moghende cracht Gods. Zoo is Caritate verschuldigde ootmoedigheid: de verhevenheid der Caritas moet ons ootmoedig maken. Men krijgt den indruk dat die geheele zin een soort parenthesis is, als een waarschuwing: alvorens tot den vertrouwelijken omgang te komen, of er aanspraak op te maken. Of is de samenhang, dat men door die nederigheid den Beminde alleen wil toebehooren? In dezen brief wordt Caritate gebruikt in plaats van Minne, om het verband met de leer van den H. Paulus. | |
Ga naar margenoot† 1 God si v grote ende ewelike Minne/, ende gheueGa naar margenoot*Ga naar voetnoot1-18 2 v wijs leuen ende die egregie doghet, daer ghi 3Ga naar margenoot* siere heilegher Minnen ghenoech mede doet. Daer 4 omme werct alle vren sonder sparen. Sijt altoes 5 ernst in oetmoedicheiden Ende dient wiselike. God 6 si v hulpe ende v troest in allen uwen wesene; 7 Ende lere v die gherechte doghet daer men der 8 Minnen meest eren ende rechts || met doet. GodGa naar margenoot* 9 moete v leren die bequame enicheit die hi sinen 10 vader gaf, doen hi hem enichlike mensche leuede 11 ende puer. Ende hi lere v die heileghe enicheit | |
[pagina 120]
| |
Ga naar margenoot†
12 die hi leerde ende ordineerde sinen heyleghen 13 vrienden, Die dore die Minne van gode alle 14 vreemde troeste begauen. Ende hi moet v doen 15 kinnen met waerheiden Ende met werken die lieue 16 suete enicheit die hi noch sinen lieuen vrienden 17 doet bekinnen, Die hem bouen alle dinc te siere 18 heilegher sueter Minnen voeghen. 19Ga naar margenoot* Siet dat ghi nuwe wert ende versch sonder moe-Ga naar voetnoot19-31 20 den; ende ghedinct der hogher wesene vander ewe- 21 liker caritaten, wat seden sinte Pauwels seghet 22 dat si heuet, Watsi al es ende watsi al vermach; 23 ende fundeerter v seluen inne. Dat moet emmer 24 sijn, suldi gode leuen/: Want watmen dade buten 25 caritaten, dat ware al niet. Hier omme haest v te 26 veruolghene karitate met crachte van vieregher 27 begherten der gherechter minnen. Te derre carita- 28 ten sijt wacker ende ernst inder peregrinacien des 29 leuens, dit te voldoene Ende dan te comene in dat 30 ghebruken inder minnen lant Daer karitate ewe- 31 like dueren sal. 32 Caritate dat es sculdeghe oetmoedicheit/; Want 33 die dat rike vander minnen gods van hem niet 34 gheoefent en weet, hi moet hem oetmoedeghen 35Ga naar margenoot* onder de moghende cracht gods/. Ay, dat es wel 36 recht, die sinen lieuen allene es heimelec dat hem | |
[pagina 121]
| |
Ga naar margenoot†
37 sijn lief weder heimelec si, Alsoe die bruut seghet 38 indie canteken: Mijn lief mi ende ic hem. Ay, 39 wien soudemen yet el sijn dan alleene || denGa naar margenoot* 40Ga naar margenoot* lieue? Want aldat yemant anderen doet dan lief 41 lieue, dat es herde vreemde; Mer van lieue eest 42 allene suete ende bequame in allen manieren.Ga naar voetnoot42-63 43 Wildi dese volmaectheit bekennen, soe moeti te 44 alre eerst v seluen leren kennen Jn sake, Jn wille, 45 Jn onwille, Jn seden, Jn minnen, Jn haten, Jn 46 trouwen, Jn ontrouwen, Ende in allen dinghen 47 die v ontmoeten. Ghi sult v proeuen hoe ghi ver- 48Ga naar margenoot* draghen moghet al dat v mescomt, Ende hoe ghi 49 ontberen moghet dat ghi lief hebbet. Dat es oec 50 die meeste mesquame die ene ionghe herte doghen 51 mach, dies te ontbeerne dat si gherne name. Ende 52 proeft v seluen in al dat v wel becomt, hoe ghijt 53 hanteert Ende hoe ghesinnich Ende hoe ghemate 54 dat ghire ane sijt. Jn al dien dat v ontmoet 55 houdet v effene, Jn rasten, Jn pinen; vroedeleke | |
[pagina 122]
| |
56 besiet altoes de werke ons heren/; daer ane suldi 57 volmaectheit leren. Hier omme steet wel, dat elc 58 mensche besie de gracie ende dat goet gods wise- 59 like ende vroedeleke/: want god heuet den men- 60 sche ghegheuen scone redene, die den mensche in allen weghen leert Ende in 61 allen werken licht: 62Ga naar margenoot* woude haer de minsche uolghen, Soe en worde hi 63 nummermeer bedroghen. |
|