Het vuur in de verte
(1970)–Paul Hadermann– Auteursrechtelijk beschermdPaul van Ostaijens kunstopvattingen in het licht van de Europese avant-garde
Paul Hadermann, Het vuur in de verte. Ontwikkeling, Antwerpen / Ad. Donker, Rotterdam 1970
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1240 A 23
algemene opmerkingen
Dit bestand is, met een aantal hierna te noemen aanpassingen, een diplomatische weergave van Het vuur in de verte van Paul Hadermann uit 1970.
redactionele ingrepen
p. XV: noot 1 had in de lopende tekst geen nootverwijzing. Wij hebben deze noot alsnog geplaatst.
p. 60: op regel 16 staat op een letter na hetzelfde als op regel 17. Regel 16 is daarom verwijderd en wordt hier weergegeven: ‘gotische kunstenaar te verdiepen; hij vervangt deze ‘indneking’ door’
p. 262: noot 4 had in de lopende tekst geen nootverwijzing. Wij hebben deze noot alsnog geplaatst.
p. 295: noot 1 had in de lopende tekst geen nootverwijzing. Wij hebben deze noot alsnog geplaatst.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. I, II, VIII, 20, 124, 312 en 320) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. III)]
HET VUUR IN DE VERTE
[pagina ongenummerd (p. IV)]
Uitgegeven met steun van de Belgische Universitaire Stichting en Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, Studiereeks nr. 6
[pagina ongenummerd (p. V)]
PAUL HADERMANN
HET VUUR IN DE VERTE
Paul van Ostaijens kunstopvattingen in het licht van de europese avant-garde
1970 Ontwikkeling - Antwerpen
[pagina ongenummerd (p. VI)]
Een uitgave van Uitgeverij Ontwikkeling s.v. Leeuwerikstraat 41 Antwerpen D - 1970 - 0049 - 7
Gedrukt in België door Drukkerij Excelsior n.v. Antwerpen
© Paul Hadermann 1970
Voor Nederland: Uitgeversmaatschappij Ad. Donker n.v. Rotterdam ISBN 90 6100 076 9
[pagina ongenummerd (p. VII)]
Voor Lydie
[pagina ongenummerd (p. IX)]
Inhoud
Woord vooraf | XI | |
I. het belang van de theorie | 1 | |
II. eerste opstellen over kunst en literatuur | 13 | |
III. kunst en gemeenschap | 21 | |
1. Het nationale (1914-±1916) | 21 | |
a) Van Ostaijens eerste oorlogsbeeld | ||
b) Van Ostaijen als flamingant | ||
c) Van Vlaming tot Europeaan | ||
d) Het nationale in de kunst | ||
2. Het ethische en het sociale (±1916-± 1918) | 31 | |
a) Verruiming van Van Ostaijens standpunt | ||
b) Het ethische in Van Ostaijens toneelkritiek | ||
c) In het teken van het Duits literair activisme | ||
d) Het verzet tegen de bourgeois | ||
e) Het impressionisme als burgerlijke kunst | ||
3. De toekomstige gemeenschap (±1918-±1922) | 52 | |
a) Naar een gemeenschapskunst | ||
b) Van Ostaijens communisme | ||
c) De stijl der toekomst | ||
d) ‘Ruimte’ en ‘Het Roode Zeil’ als toetsstenen | ||
4. | Van het ethische en het sociale naar het esthetische (1922-1928) | 90 |
a) Zonder narcoticum | ||
b) Een esthetisch-formele omzetting | ||
c) De kloof tussen dichter en gemeenschap | ||
d) Van Ostaijen en de Vlaamse traditie | ||
IV. visie en uitdrukking | 125 | |
1. De dynamische visie (1916-1917) | 125 | |
a) Een ‘vergeestelijkt’ realisme | ||
b) Het dynamische onderwerp | ||
c) De dynamiek van de geest | ||
2. De doorbraak van de vormproblemen (±1917-1918) | 164 | |
a) Eerste bezinning op de structuur van het kunstwerk: de ‘ligne-force’ |
[pagina ongenummerd (p. X)]
b) Het subject als maître souverain | ||
c) Nieuwe structuren: het centripetale en de spanning | ||
3. De ‘ontindividualisering’ (1919-1928) | 204 | |
a) Zelfontvluchting en zelfovergave | ||
b) Van Ostaijens platonisme | ||
c) Het indifferente standpunt | ||
d) De extatische visie | ||
4. Het organische kunstwerk (1920-1928) | 234 | |
a) Algemene vereisten: een vaste structuur, eerbied voor het materiaal, autonomie, eenheid | ||
b) Het schilderij | ||
c) Het beeldhouwwerk | ||
d) Het ‘geëmancipeerd kubisme’ en het organische kunstwerk | ||
e) Het gedicht | ||
5. Van de idee naar het fantasma (± 1921-1928) | 255 | |
a) Het surreële | ||
b) De verwondering | ||
c) Het interval en het relatieve | ||
d) Kant en de subjectieve voorstelling | ||
6. Gebruiksaanwijzing der Lyriek (± 1922-1928) | 278 | |
a) De sonoriteit van het woord | ||
b) De ritmische typografie | ||
c) Het woord en het onderbewustzijn | ||
d) ‘The condition of music’ | ||
e) Spel en experiment | ||
V. slotbeschouwing | 313 | |
Bibliografie | 321 | |
Personenregister | 343 |