| |
| |
| |
[Over vrouwenbladen, ‘momism’ en mode]
Een vrouw meent, dat ge haar intelligentie roemt, wanneer ge haar waaier prijst.
frans gezegde
Hebben vrouwentijdschriften misschien dáárom zo'n greep op lezeressen, omdat daarin, in de vorm van door de mannenmaatschappij aan de vrouw opgelegde romantiek en huis-, tuin- en keukenpraatjes, nog ergens diep verborgen een echo leeft van de vrouwengemeenschap, de cultusgroep uit een zeer ver verleden, van het gewijde bezig-zijn met het levende groeiende, van de dienst der ‘Grote Moeder’? ‘De vrouwen hebben zich altijd met vreugde overgegeven aan hun vruchtbaarheidsriten’ zegt Ch. Seltman in zijn boek women in antiquity.
| |
| |
Koken, bakken, de zorg voor tuin- en kamerplanten, opschik en kleding en eindeloos zich verdiepen in vraagstukken van liefde, huwelijk, scheiding, opvoeding van kinderen, en alle aspecten der man-vrouw verhouding in de vorm van verhalen en artikelen en brieven van lezeressen, en het geheel dan nog keer op keer bekroond met een uitvoerige rijk-geïllustreerde reportage of levensbeschouwing van grote vrouwen uit heden en verleden, koninginnen en aristocraten, filmsterren, actrices, kunstenaressen en geleerden, kortom vrouwenfiguren die een universele projectie kunnen zijn van de wijze matriarch, of van het gedroomde ideaal: de schone, machtige, rijke, jeugdige, voor wie toch veelal ook de vreugden van een grote liefde of van het moederschap zijn weggelegd, of die vrijwillig kroon en succes offert aan man of kind. Niet zelden hebben we hier te maken met verkapte mythologie. Glitter, suiker en rozerode romantiek hebben een tweeledige functie: enerzijds om het steeds herhaalde offer, de abdicatie aanvaardbaar te maken, en om met behulp van voor de vrouw aantrekkelijke stof haar telkens weer de normen van de door de man beheerste wereld op te leggen, anderzijds om door middel van diezelfde met recepten, modefoto's en schoonheidswenken bedrukte bladzijden de illusie van een besloten kring, een cultusgroep te handhaven. Nog maar enkele tientallen jaren geleden waren clubs, sociëteiten en bonden een uitsluitend mannenvoorrecht. Het damesblad gaf de thuiszittende, van contact en gedachtenuitwisseling
| |
| |
verstoken bourgeoise uit een tijd toen het natuurlijke oeroude contact van vrouwen onderling bij de pomp en bij het werk binnen- en buitenshuis niet meer bestond, een gevoel van verbondenheid in een misschien relatief onbelangrijk maar toch voor haar zinvol geheel. De moderne vrouwentijdschriften op internationaal niveau als vogue, marie claire of the ladies home journal, ademen allang niet meer die ietwat verstikkend zoetsappige maar toch onmiskenbaar zielige onmondigheids-atmosfeer. Zij bieden hoogst merkwaardige mengsels van wensdroom, voorbeeld, vóórschrift en praktische wenken. Waren de modeprentjes in de vroegere, nog op negentiende-eeuwse leest geschoeide bladen als de gracieuse en de moniteur toch in de eerste plaats zakelijke afbeeldingen van snit en model van kledingstukken, bleven de figuren op de advertenties voorstellingen van het bereikbare, de huidige mode- en andere reclame beeldt in meestal uiterst geraffineerde kleur en compositie juist dat ‘ongrijpbare’ element uit waar het voor negenennegentig percent van alle vrouwen eigenlijk op aan komt: geluk, bevrediging, harmonie, gevoel van eigenwaarde. De ree-slanke mannequins met amandelvormige ogen en glanzende lippen in de kleuren van vruchten en bloemen die, behangen met barbaars-somptueuze sieraden, de toeschouwer met de vage glimlach van idolen aanstaren, zijn geen gewone vrouwen die toevallig lipstick zus of crême zo gebruikt hebben, of bepaalde merken beha's en kousen dragen, en zij preten- | |
| |
deren dat ook niet te zijn. Het magische element dat aan alle vormen van kleding en versiering ten grondslag schijnt te liggen, en het vrouwelijke, worden in de meest suggestieve symbolen aangeboden. De moderne reclame-vrouw van een bepaald type is beschilderd en getooid als voor een ritueel, het effect van haar verschijning berust op de combinatie van verleidelijke pracht en
sacrale onaanraakbaarheid: zij zijn als de tempeldienaressen in de oudheid en nog tot voor kort in India, voor allen en voor niemand, zij prostitueren zich ter ere van de grote godin, maar zij zijn óók heilig. Wanneer deze ideaal-vrouw van de nieuwe tijd afgebeeld is in de buitenwereld, dan zijn de monumentale vlakken van hedendaagse architectuur, de grotestads-opnamen en luchthavens en kantoren en hotels slechts schijnbaar het décor van een geëmancipeerde. Zelfs in het verkeer van een wereldstad, zelfs geplaatst tegen een achtergrond van dagelijks werken en leven in alle landen onder de zon, is zij merkwaardig alléén met zichzelf, haar kledij, haar make-up. Bevindt zij zich binnenshuis, dan treft die afwezigheid van het gewone menselijke, van anderen, nog meer. Zij leeft als Narcissus, de kleuren en lijnen van haar omgeving zijn op haar afgestemd, de voorwerpen onderstrepen haar. Zij is verzonken in de cultus van haar schoonheid en élégance, zonder binding met de rest van de wereld. Er bestaat niets anders dan zij. Hier schijnt een facet van het vrouwelijke zijn tot in het groteske overdreven, een heimelijke innerlijke behoefte aan belangstelling en
| |
| |
koestering op een aan het belachelijke grenzende manier overgecompenseerd. Uiteraard is dit element in buitenlandse, vooral amerikaanse, bladen sterker geaccentueerd dan in Nederland, waar de vlotte jeugdige moederfiguur in het middelpunt staat, die over het gezinsinkomen beslist. De suggestieve reclame-slagzinnen hameren steeds weer op dezelfde bevrediging: stoffen worden aangeprezen als liefkozend, kousen strelen het been, make-up is ‘fluisterzacht’, bepaalde producten heten waardevol omdat zij de gewaarwording van warmte, veiligheid, knusheid zouden schenken. Temidden van vele, over het algemeen bijzonder aantrekkelijke mode- en reclameafbeeldingen die ondanks alle ‘glamour’ toch nog ergens in het vlak van het gewone leven liggen, treffen dergelijke bizarre, op onderbewuste wensen en spanningen gerichte voorstellingen steeds opnieuw. Hier is het terrein betreden van beïnvloeding van het publiek via het volstrekt irrationele. Soms lijkt het alsof deze vrouwenfiguren als afgodsbeelden en hetairen, deze cultus van het lichamelijke, met name van de boezem en het been, deze overstelpende luxe van pronk en cosmetica wanhopige tegenhangers zijn van de volstrekt functionele machines, de electronische breinen, de atoomkanonnen. Enerzijds haast groteske symbolen van ‘vrouwelijkheid’, anderzijds een niet minder groteske dreiging van ‘mannelijk’. Schoonheid en douceur de vivre, lust aan vorm en kleur, schijnen te willen kruipen waar zij niet gaan kunnen, zich grillig, bizar desnoods,
| |
| |
te willen handhaven in het aangezicht van de dood.
Behalve commerciële aspecten (het aan de vrouw brengen van stoffen, bont, leer, sieraden, cosmetica, het appelleren aan haar als consumente) zou men in de mode ook een opzettelijk bedachte afleidingsmanoeuvre kunnen zien; immers, de vrouw die zich om ‘mee te doen’ en ‘bij te blijven’ in de snel veranderende mode verdiept, heeft minder tijd om over andere dingen na te denken. In de mode zijn, is een begeerd attribuut van het geaccepteerd-zijn, het voor vol aangezien worden bij de toonaangevenden, een attribuut dat op magische wijze de illusie van werkelijke invloed en macht kan verschaffen. De vrouw die een kapsalon of modezaak verlaat in het bewustzijn er chic uit te zien (wat bepaald niet hetzelfde hoeft te zijn als mooi) beleeft een lichte roes, een kortstondige euphorie, zij heeft het gevoel in het volle leven opgenomen te zijn, in zichzelf waardevol te zijn, een gewaarwording die de man meestal pas na een prestatie kent. Het therapeutisch effect van nieuwe kleren en verzorging van het uiterlijk is trouwens bekend uit de zorg voor zenuwzieken. Ook daar gaat het om een versterking van het zelfrespect.
‘Eenvormigheid in kleding en haardracht is karakteristiek voor de overheersende sexe’ (Viola Klein in feminine psychology). Het zou belangwekkend zijn eens na te gaan in hoeverre de ongelofelijke opvlucht van de hedendaagse vrouwenmode met zijn voortdurende, vaak drastische veranderingen en oneindige verscheidenheid van
| |
| |
mogelijkheden, behalve gevolg van democratisering en individualisering ook een verschijnsel is, dat wijst op een massaal heimelijk minderwaardigheidsgevoel, van het besef op een essentieel punt tekort te schieten.
De mode creëert een type, tegenwoordig dat van de raadselachtige, een tikje perverse, ‘belle dame sans merci’ of van de speelse, broze, knaapachtige quasi-naïeve nimf. Het lijkt er soms op of men tracht een voorbeeld voor de vrouw te scheppen, waarin een ideaal verwerkt is dat in een harde, verwarde, van droom en illusie grondig verstoken maatschappij steeds zeldzamer verwezenlijkt kan worden. De mode accentueert het aspect van weelde en vrijheid en zorgeloosheid maar ook van een nieuwe vormelijkheid, een nieuwe stylering. Wat de mode met één hand geeft, schijnt zij met de andere weer terug te nemen. De mode is enerzijds het terrein waarop de sociale gelijkheid van de vrouw zich manifesteert. Iedere vrouw wil meedoen, de mode is in alle prijsklassen te koop. Er is, wat snit en type van kleren betreft, eigenlijk geen standsverschil meer zichtbaar in de vrouwenkleding. Hier is dus ook de democratisering een feit geworden die zich al honderd jaar geleden voor de mannendracht dóórzette. Maar daar staat nu weer tegenover dat de haute couture wel degelijk exclusief wil zijn, en dat het werkelijk modieuze du dernier cri de neiging vertoont bizar, ingewikkeld of moeilijk draagbaar te zijn, nog afgescheiden van de kostbaarheid. De jeugdige opvolger van Dior heeft het onomwonden uitgesproken:
| |
| |
Mode, echte mode, is nooit voor de massa. Het belichamen van het door de haute couture telkens opnieuw aan de orde gestelde voorbeeld is alleen voor een elite weggelegd.
De mode geeft personality aan de vrouw die niet weet wie zij is en welke rol zij in het leven spelen moet. Het wisselvallige en vaak onrustige karakter van de mode zal ook wel een gevolg zijn van het feit dat er op het ogenblik geen evenwichtig en constant beeld van de vrouw en van de functie der vrouw bestaat. In de mode uiten zich het zoeken, de twijfel, de aanloopjes tot allerlei mogelijkheden, en ook de behoefte om ‘vrij’ te blijven, dwz. vrij om te kiezen om nu eens deze, dan weer die kant van het eigen wezen te onderstrepen. De mode van onze tijd weerspiegelt de grenzenloze verscheidenheid van facetten in het vrouwelijke wezen. Uit de mode blijkt, dat de vrouw tastend op weg is, dat zij nog niet weet welk beeld van haarzelf het juiste is, dat zij experimenteert met duizend en één mogelijkheden om zichzelf als individu uit te drukken. De vrouw zoekt de dracht die het zelfstandige, bewuste mens-zijn van haar sexe uitdrukt, maar die zij door kleine accenten aan te brengen, door bepaalde nuances te beklemtonen, een persoonlijk signatuur kan geven. Men kan in het snelle veranderen van de vrouwenmode in onze tijd ook een gunstig teken zien: het zou er op kunnen wijzen dat zij vrij blijft van verstarring in het keurs van bepaalde opvattingen, dat zij zich het recht voorbehoudt beurtelings ontelbare aspecten van de werkelijkheid te belichamen, om afwisselend
| |
| |
zakelijk, speels, gestileerd, grande dame of gamine, bloem of siervis, sober en strak, hoofs en vormelijk of gezellin van de man in een democratische wereld te zijn.
In haar grif aanvaarden van telkens weer een nieuwe mode-tendens schijnt een stille hoop tot uitdrukking te komen: andere kleren aantrekken betekent anders worden; als zij, de vrouw, een andere is, zal misschien alles veranderen of in ieder geval anders, beter, lijken. Hier is sprake van wensdromen, van hoopvolle magie ook voor de man: andere vrouwen, een andere werkelijkheid.
De mode geeft de vrouw de kans de betoverende raadselachtige te spelen die de man als ideaal wil. De mode-ontwerpers maken van de vrouw een nimf of een hetaire, dwz. een niet-moeder, een niet-huisvrouw, of zij maken haar tot wat men haast een on-vrouw zou noemen, door haar onlogische en zelfs ronduit belachelijke kleren aan te trekken. In de huidige mode duikt ook telkens weer de absurde vrouw op. Natuurlijk kan men in een dergelijke dracht een poging zien tot het creëeren van een functionele mode, die het anders zijn van de vrouw in verhouding tot de man op een niet noodzakelijkerwijs sexueel-suggestieve manier wil accentueren, omdat dit in de nieuwe maatschappij onpraktisch, of zelfs remmend zou zijn. Men krijgt soms echter het gevoel, dat hier (behalve van de bij enkele modeontwerpers meesprekende, misschien niet eens bewuste vrouwenhaat) sprake is van een verzet tegen de werkelijkheid. De mens die de realiteit i.c. de vrouw, niet aanvaardt,
| |
| |
niet liefheeft, vervormt, verminkt haar, stelt er abstracties voor in de plaats. Uit innerlijke onmacht buigt hij haar om tot gekunsteldheid.
Men kan tegenwoordig verontruste kreten beluisteren, uit en over Amerika: er zou in de Nieuwe Wereld sprake zijn van een toenemende decadentie, ja zelfs van regelrechte ontmanning van de man. Men was zich al geruime tijd bewust van het verschijnsel dat ‘momism’ wordt genoemd, de invloed van de oudere vrouw niet alleen als bezitster van kapitaal op de economie en dus op de politiek van het land, maar ook als beheersende moeder op de jonge mannen. Het is bekend dat tijdens de laatste oorlog door amerikaanse legerartsen en -autoriteiten geklaagd werd met name over het grote aantal gevallen van soldaten met psychische stoornissen die volgens de artsen te herleiden waren tot negatieve bindingen aan de moeder. Maar dit ‘momism’ schijnt slechts een voor-stadium te zijn van wat naar men beweert nu aan de orde dreigt te komen: een volslagen overheersing van de man door de vrouw, van iedere man, jong of oud, door ieder wezen van het vrouwelijk geslacht, van de wieg tot het graf. Nog onlangs zijn er in een amerikaans tijdschrift artikelen verschenen, die een onheilspellend beeld oproepen: dat van het ondanks alle bedriegelijke uiterlijke ‘vrouwelijkheid’ glasharde vrouwen- | |
| |
type dat zowel in maatschappelijk als sexueel opzicht de man naar haar pijpen laat dansen, dat hem huishoudelijke taken oplegt en een voortdurende onverflauwde toewijding voor haar persoon eist, dat hem zich letterlijk dood laat werken en over zijn geld en zijn energie wil beschikken naar het haar goeddunkt, en hem zo in een houding van vertwijfeld verzet dringt. Statistieken schijnen aan te tonen dat in Amerika één op de acht mannen het celibaat verkiest, dat één op de dertien mannen homosexueel is en dat in ‘normale’ liefdesverhoudingen de mannen in toenemende mate de agressie van hun vrouwen beantwoorden met het weigeren van geslachtsverkeer, en dat laatste dan niet als een bewuste
actieve maatregel, maar uit een in afweer wortelende onmacht. Vooral dit laatste is een verschijnsel dat bij artsen en psychologen verontrusting heeft gewekt. De manier waarop, ook hier in Europa, van dergelijke feiten melding wordt gemaakt, schijnt mij vaak gekleurd door een oer-oud irrationeel conservatief afgrijzen en door een heimelijk leedvermaak ‘zie je wel, daar heb je het nu, als je de vrouw een vinger geeft, neemt ze de hele hand’. Zelden of nooit is er sprake van een poging tot objectief helder onderzoek van de oorzaken en de werkelijke betekenis van de boven gesignaleerde verschijnselen. Het lijkt veeleer, alsof een situatie, waarbij men een duidelijk van het tot nog toe gebruikelijke patroon afwijkende manvrouw verhouding moet constateren, vooralsnog allerlei emoties opwoelt, die redelijke beschouwing uitsluiten.
| |
| |
‘Amerika is bezig af te drijven naar een maatschappelijke structuur welke bestaat uit man-vrouwen en vrouw-mannen’ heeft de psychologe Irene Josselyn gezegd. Vele Amerikaanse vrouwen maken stellig een ‘baziger’ en misschien ‘onvrouwelijker’ indruk dan de gemiddelde europese vrouw. Maar is dat de ‘schuld’ van ingeboren heerszucht van de amerikaanse vrouw, of van een zekere toegeeflijkheid en slapheid van de amerikaanse man, of zou men moeten zeggen, dat als gevolg van de stormachtige ontwikkeling van de democratie in de amerikaanse maatschappij bepaalde problemen in de man-vrouw verhouding als weerspiegeling van een universele situatie, daar eerder aan de orde zijn gekomen dan in Europa, en dat de kwestie die nu blijkbaar de gemoederen in Amerika verontrust, bij een verder voortgaan in de door het gehele westen ingeslagen ontwikkeling, over niet al te lange tijd ook hier bij ons aan de orde zal zijn? Het eventuele verschil in het ‘beleven’ van dit probleem zal dan waarschijnlijk bepaald worden door de andere culturele achtergrond van de Europeaan. Dat wat wij gemeenlijk het ietwat ondiepe karakter van de Amerikaan plegen te noemen, hangt toch ook samen met het betrekkelijk gebrek aan ‘verleden’ van zijn land en zijn maatschappij. Het lijkt mij onjuist om vol afschuw te spreken van een ‘ontaarding’ respectievelijk van het man-zijn en het vrouw-zijn op grond van veranderingen die nu eenmaal aan het ontstaan van nieuwe menselijke verhoudingen vooraf gaan.
| |
| |
Pogingen om het reeds eerder als toekomst-mogelijkheid geopperde nieuwe soort van huwelijk te verwezenlijken, ziet men op het ogenblik bij vele jonge vooruitstrevende mensen juist in Amerika, met name in huwelijken van studenten en studerende jeugdige oorlogsveteranen. Man en vrouw werken veelal allebei totdat er kinderen geboren worden (als ideaal wordt beschouwd, om het tijdstip van de geboorte der kinderen en de afstand tussen de verschillende geboorten in gemeenschappelijk overleg van te voren te regelen). Zolang de kinderen klein zijn, is de moeder thuis, niet alleen omdat zij onmisbaar is voor hun vroege ontwikkeling en omdat huishoudelijke hulp vrijwel niet te krijgen is, maar ook uit een oprecht, sterk geloof in de vervulling van het zelf-doen, zichzelf redden, zelf verantwoordelijkheid dragen, met al wat daar aan gemeenschappelijk lief en leed bij te pas komt. In de afgelopen tien jaar zijn er talloze enquêtes gehouden in dergelijke jonge amerikaanse gezinnen, wier inkomen over het algemeen naar verhouding niet hoger lag dan het gemiddelde nederlandse. Wat vooral treft is de bereidwilligheid van de mannen om samen met hun vrouw, of om haar af te lossen, huishoudelijke karweitjes op te knappen, met de kinderen op te trekken enz., waarbij men het gevoel heeft dat deze vaders en echtgenoten zich volstrekt niet aangetast voelen in hun mannelijke waardigheid, en evenmin de indruk krijgt, dat de voor een goede sexuele verhouding noodzakelijke man-vrouw-spanningen verminderen of ontbreken. In de
| |
| |
artikelen uit het bewuste tijdschrift wordt gesproken van de subtiele techniek die de amerikaanse vrouw zou beheersen om haar man en kinderen aan zich te onderwerpen: haar liefde en instemming en goedkeuring zijn voorwaardelijk, zij heeft de neiging die liefde en belangstelling aan de haren te onthouden wanneer zij haar zin niet krijgt of wanneer hun gedrag en prestaties niet beantwoorden aan de eisen die zij (of wat in haar ogen ‘de wereld’ is) stelt. Dit kan een afschuwelijke gang van zaken zijn, vooral als de vrouw in kwestie een innerlijk gefrustreerd en onzeker, dus in feite een ‘onrijp’ mens is. Het onthouden van liefde en belangstelling is, hoe dan ook, een gevaarlijk en onmenselijk iets. Maar aan de andere kant is er een positief betonen van genegenheid, als een teken van instemming, van vreugde en van bereidheid tot eenheid, een duidelijk, voor alle betrokkenen verkwikkend liefde-geven, dat hoogst stimulerend werkt. Een dergelijk min of meer beklemtonen van liefde speelt een belangrijke rol bij wat wij de opvoeding noemen, en in de opbouw van de verhouding tussen man en vrouw. Men zou in ieder geval kunnen proberen de met zoveel verontrusting gesignaleerde ‘voorwaardelijke liefde’ te zien in het licht van een onbeholpen, verkeerd begrepen of zelfs totaal onbewuste, poging van de vrouw om een scheve situatie (dwz. een situatie die in de loop der tijden onhoudbaar geworden is) recht te trekken, waarbij zij de neiging heeft de plank mis te slaan of in uitersten te vervallen. In de al genoemde artikelen wordt ver- | |
| |
wezen naar de anthropoloog Ashley Montagu, die in zijn boek the natural superiority of women (o beruchte, onvoorzichtig gekozen, immers al te uitdagende titel!) gezegd zou hebben, dat vrouwen ‘de plotselinge ontdekking van hun kracht en van de zwakheid van de man tot het uiterste uit moeten buiten’. Maar een dergelijke interpretatie van de
beschouwingen van Montagu is, ik zeg dit met de grootste nadruk, vals en onwaardig. Montagu heeft iets gedaan dat ongeveer gelijk te stellen is met het schenden van een taboe in een primitieve gemeenschap: hij heeft durven constateren, dat onze wereld ten ondergang gedoemd is, wanneer wij niet afdalen van het toch al bros geworden voetstuk van westerse superioriteit, wanneer wij niet menselijk medeleven en verantwoordelijkheidsgevoel de voorrang geven boven techniek, geld, macht en knowhow. Wie zulke dingen zegt en oprecht gelooft dat ze in de praktijk gebracht moeten worden óók, en dat de vrouw van onze tijd in dat noodzakelijke ontwikkelingsproces een belangrijke rol zou kunnen spelen nog bovendien, staat er in bepaalde kringen gekleurd op. Het zal Montagu, die psycholoog is, niet verbazen, dat men op zijn beweringen reageert met hoon, verdachtmakerij, boycot, en verdraaiing van zijn woorden. Het citeren van Montagu, in het boven aangeduide verband, is een staaltje van opzettelijke kwaadwilligheid. Montagu is nl. de eerste die de uit misverstand en scheve situaties gegroeide, alom gesignaleerde, veelvuldig voorkomende hardheid en heerszucht
| |
| |
van de amerikaanse vrouw betreurt en die in zijn geschriften sinds jaar en dag ijvert voor de ‘waarachtige vrouwelijkheid’, niet in de zin van tegemoetkomen aan mannelijke wensdromen, spiegeltje voor mannelijke ijdelheid of mimicry, maar als een bepaalde levensinstelling. Montagu meent, dat de vrouw van nature en ook vooral door de omstandigheden waaronder zij vele eeuwen lang gedwongen was te leven, beter dan de doorsnee (westerse) man in staat is tot het geduld, de bescheidenheid, de toewijding die nu meer dan ooit nodig zijn in de wereld: stellig geen heroïsche eigenschappen, in de betekenis die wij daar van oudsher aan plegen te hechten, maar wat heeft men nu aan grote gebaren en vlagvertoon. Het verzet dat merkbaar wordt in de verontruste of sarcastische artikelen en ingezonden stukken, is ook waarschijnlijk geen verzet tegen de vrouw zelf, maar tegen wat zich bewust of onbewust in de vrouw manifesteert, nu de emancipatie een dergelijke manifestatie heeft mogelijk gemaakt. Het verzet geldt de eis tot menselijkheid en mededogen, tot belangeloze toewijding en zorg voor wat in de ogen van een ‘moneytheistic’ wereld nu eenmaal ‘klein’ schijnt. Het is het verzet van hen, die hun voorrechten, hun machtsposities en monopolies niet kunnen prijsgeven, of die in gekrenkte trots terugdeinzen voor het verlies van wat voor hen als eer en waardigheid geldt, die een horror vacui voelen voor de onbekende ruimte waarin zij een sprong moeten doen.
Nogmaals, ik geloof dat de eigenaardige man-vrouw
| |
| |
problematiek die in Amerika op het ogenblik zozeer de aandacht schijnt op te eisen een bepaalde (en wel de hedendaagse amerikaanse) manier is, waarop een algemeen probleem bezig is tot het bewustzijn van de massa door te dringen. De spanningen en misverstanden die daarginds waargenomen worden in het vlak van menselijk samenleven, zijn manifestaties van een veel dieper reikend universeel conflict. Waarom kost het de mannen moeite man te zijn, waarom kunnen vrouwen de ware zin van hun vrouwzijn niet ontdekken? Omdat de verhouding van de geslachten tot elkaar, hun samenleven en wisselwerking, als het ware opnieuw bepaald moeten worden, zoals de instelling van de mens ten opzichte van de wereld opnieuw bepaald moet worden.
Wij leven op het ogenblik in een wereld waar alle op dit gebied tot nog toe bekende en vérkende mogelijkheden naast elkaar bestaan. Nog zijn er mensen onder ons, die in de oertijd leven, of in de zwarte middeleeuwen, grote massa's zijn eigenlijk de negentiende eeuw nog niet uit, en waarschijnlijk zijn er ook enkelen, die al in een mogelijke (maar daarom nog niet aanvaardbare) toekomst staan. Dan zijn er daarnaast ontelbare individuele niveauverschillen, om nog maar te zwijgen van de uitéénlopende invloeden van traditie, ras, godsdienst, zeden en gebruiken en klimaat. En dat alles is in beweging, is aan het gisten, in een vooralsnog onafzienbaar ontwikkelingsproces. Het heeft geen zin een bepaald verschijnsel (als bv. de zgn. ont-man- | |
| |
ning van de amerikaanse man) te zien in een ander verband dan dat van die wereld-omspannende veranderingen. Het is kortzichtig, om deze situatie te beschouwen als iets dat op zichzelf staat, als typerend voor Amerika of voor de emancipatie van de vrouw in het algemeen gezien. Al te gauw lijken dergelijke eenzijdige suggesties op stemmingmakerij. Er zijn zoveel factoren die een rol spelen en die terdege onder de loupe genomen zouden moeten worden. Onze periode is met niets beter te vergelijken dan met een slagveld, waarop de meest verwarrende kruisingen van de Beginselen elkaar te lijf gaan. Was het maar zo eenvoudig dat men kon spreken van bewust georganiseerd verzet van het mannelijk georiënteerde bewustzijn, van het harde wilskrachtige, op daden ingestelde, dat autonomie als levensklimaat begeert enerzijds, tegen de ‘decadentie’ van mildheid, geduld en opofferingsgezindheid aan de andere kant. Politieke en economische belangen van Oost en West maken een bona-fide wedstrijd tussen de verschillende stromingen voorlopig onmogelijk. Begrippen als ‘communisme’ en ‘fascisme’ hebben misschien daarom zo'n emotionele lading, zijn zo moeilijk te definieren en
oefenen een zo verwarrende en diepgaande invloed uit op de gemoederen van millioenen mensen, omdat deze ideologieën eenzijdig misbruik maken van diep in het bestaan van de mensheid wortelende tegengestelde beginselen, wier onderling evenwicht echter voor ons leven op aarde nodig is als brood.
|
|