dense voorstellingswereld, van onoverwinnelijke dood en verderf zaaiende stamhoofden en drakendoders van goddelijke afkomst, smolten samen met de nieuwe opvatting van een held die de zwakken beschermt, en die het Boze bestrijdt omdat het slecht is. Zo is ook bij het Christuskind, dat aanvankelijk waarschijnlijk vooral aanvaard werd om zijn overeenkomst met de op wonderbaarlijke wijze geboren held, steeds meer de nadruk komen te liggen op de hulpeloosheid en de onschuld, op zijn koninkrijk dat niet van deze wereld, en zijn heerschappij die vrede is. De kunst die het kind verheerlijkt, is in wezen christelijke kunst. Zou het kind ooit zijn gaan meetellen onder de mensen, als er niet geleidelijk wat meer begrip
was ontstaan voor de noden van de zwakken en de waarde van de onschuld? Dat heeft overigens toch nog bijna tweeduizend jaar geduurd. Pas in de latere middeleeuwen, na 1200, vindt men, en dan nog hoofdzakelijk in de geestelijke liederen het kleine goddelijke kind beschreven met vaak ontroerende détails, waaruit men kan opmaken dat de dichters oog hebben gehad voor de bekoorlijkheid en hulpeloosheid van werkelijke babies en kleuters. In het heldendicht uit die tijd gaat het in de eerste plaats om de actie. De kinderen die er in voorkomen, zijn altijd buitengewoon dappere, sterke en mooie kinderen, voorbestemd om grote helden te worden. Zij worden alleen maar anders dan terloops beschreven als hun optreden een functie heeft in het spannende verhaal.
De jonge man gaat meetellen zo omstreeks zijn vijftiende jaar, wanneer hij zijn vaardigheid met de wapens bewijzen en een bruid kiezen kan. De adolescent, de rijpende jonge man, vervult een belangrijke rol in de heldendichten. Tegen zijn jeugdige kracht en moed zijn geen monsters of vijanden op den duur opgewassen. Diep doordrongen van de taak die hen wacht stappen de jongens uit een harde kindertijd over in de wereld vol geweld, verraad en strijd, waarin men zich alleen door moed, behendigheid en trouw kan staande houden, of zij nu Beowulf of Dietrich, Reinout, Roland of Rodrigo heten. In de hoofse ridderromans, waartoe de verhalencyclus over Koning Arthur en de ridders van de Tafelronde behoort, komen we alle bekende motieven weer tegen: de geheimgehouden geboorte van de held, zijn opvoeding in afzondering, de beproevingen die hij moet doorstaan voor hij erkend wordt, of voor hij een schat, een koninkrijk of een aangebedene de zijne mag noemen, alleen is hier alles doordrenkt van een nieuwe, andere geest. Wij zijn ver van de naieve trots op