Daar, waar de Hermusstroom zijn vloed, enz.
Meles heette eigenlijk het riviertje, dat bij Smyrna zeewaarts vloeide, terwijl de Hermus, iets verder van daar door de velden kronkelende, zijne wateren bij Phocéa in de zee ontlastte. -Door de ouden werd echter ook de Hermus, als het grondgebied dezer stad besproeijende, nu en dan Smyrnensium amnis geheeten. (Men zie pomponius mela, de situ orbis, lib. I. c. 17, en aldaar de aanteekeningen van vossius.) Ik heb daarom aan den meer aanzienlijken stroom de voorkeur gegeven. - In de eerste dagen des Christendoms, eer men algemeen in de heiligdommen de doopvonten had ingerigt, werden veelal de oevers van stroomen en rivieren tot de bediening des doops uitverkoren. Velen der eerste Christenen, die niet te ver van Palestina verwijderd woonden, betoonden zelfs eene groote gezetheid, om in die zelfde rivier gedoopt te worden, waarin de Zaligmaker der wereld eenmaal die plegtigheid ondergaan had; gelijk blijkt uit het gezegde van tertullianus: De Baptismo, c. 4: ‘Het doet niets ter zake, of wij tot die gedoopten behooren, welke Joannes in de ‘Jordaan, of Petrus in den Tiber gedoopt heeft.’
De zon had, met haar laatste stralen,
Zijn hagelwit gewaad verguld.
De avond werd, meer dan de morgen, of eenig ander gedeelte van den dag, tot de bediening des Doops gekozen.