den Harpoen, in den Vis; dezen Harpoen, die van been, en op zeer zeldzame wyze is gemaakt, komt zeer zelden, ofte noit, ja men mag vry zeggen, nimmermeer te slippen. De snoer, die aan den harpoen vast is, wordt van zenuwen der Walvissen gemaakt, en zyn 2 a 3 vademen lang, en aan het andere einde van dat snoer eene huid van eenen Walrus ofte grooten Zeehond, die zy eerst vol windt blaazen, en byzonder, ja onbegrypelyk digt is gemaakt, laaten dan de Vis, zo lang met die huid loopen, tot dat hy moede en afgemat wordende, weder moet boven komen, en dan met alle doenlyken vlyt en spoedt wordt vervolgt, en hem, indien ze by kunnen komen, dood steeken, met lenssen, die aldaar mede door ons worden gebragt, en boegsjaren hem dan aan ’t land: maar indien de Vis te verre van den wal is, moeten ze dezelve zomtyds wel verlaaten; alzo ze met hunne Schuiten, met boegsjaaren, weinig kracht kunnen doen, en geene vaart of spoed maaken: vermids ze ligt zyn, en byzonder weinig drift maaken; zo ze dan geen gelegentheid, kans, of moedt zien, om den Vis aan het land te brengen of te krygen, zo springen ze op den Vis, ja zelfs in het water, daar ze die voorgemelde springrokken alleen toe aantrekken; snyden dan van den Vis af, daar ze allerbest by kunnen komen, inzonderheid den staart en vinnen, die ze voor groote lekkernye houden, en boven maaten begeerig naar zyn om te eeten; de baarden snyden ze ook uit den Vis, zo ze maar eenigsints by kunnen komen, ja kruipen, om zulks te doen, in den mond des Vissen zelfs onder water, het welk ongelooflyk schynt te weezen, alhoewel ik, van twee vissen, zelfs voor myn oogen, het zelve van hen hebbe zien doen, ja ze duiken zo onder water, daar ze een wyle onder kunnen duuren, om dat ze hunnen adem zo lang weeten in te houden, en alsdan met twee of drie baarden boven komen: daar toe ze in de eene handt een groot mes, en in de andere handt een haakje hebben, daar ze zich onder water mede vast houden; indien ze den Vis aan het landt krygen, haalen ze hem, met hoog water, boven op den walle, en snyden dan het spek, baarden, en zenuwen daar af, gelyk mede de ribben en kaakebeenen, die ze tot balken in hunne huizen gebruiken, en yder behoud voor zich, al het geene, hy op dien tydt uit of van den Vis gekregen heeft, en het spek en baar-