beurt helaas onthouden moet. In totaal bevat het boekje 68 limericks, waarvan de lectuur nog wordt opgevrolijkt door de gewoonlijk nonsensicale ‘geleerde’ voetnoten van Douglas. Ik zal één voorbeeld geven, al valt dat wat winderig uit:
‘There was a young royal marine
Who tried to fart “God save the queen”
When he reached the soprano
And his breeches weren't fit to be seen.’
‘Het talent van deze jonge zeerob’, aldus de noot van Douglas, ‘is hoewel zeldzaam, niet uniek. Bezoekers van de Parijse tentoonstelling van 1889, die lage kroegen frequenteerden, zullen zich een artiest herinneren, die “l'homme pétard” genoemd werd en die wondervolle effecten wist te bereiken “on the same organ”. Verder bestond er een muziekinstrument, dat de “pétophone” heette en waarvan ik vele jaren geleden een exemplaar in Napels gekocht heb. Men draagt het in de broekzak en wanneer men er op drukt, bootst het die typische vox humana zo fraai na dat, na een ogenblik van algemene consternatie, het een groot succes wordt bij dinnerparties, diplomatieke bijeenkomsten, koninklijke ontvangsten enz.’ Hij kon het weten, want Norman Douglas is als diplomaat begonnen.
De prestaties van deze zeebonk zijn evenwel niets vergeleken bij het vers ‘The Farter of Sparta’ - niet een limerick ditmaal, maar een complete ballade. Klassiek als hij van huis al was, legde hij zich meer toe op het uitvoeren van Beethoven's Moonlight Sonata, Bach's b-Minor Mass, La Traviata in counterpoint en ‘the complete oboe part of a Haydn Octet in b-Major’. Het bewogen geheel, eindigend met zijn desastreuze dood als martelaar voor zijn kunst is te vinden (maar u moet goed zoeken!) in The Limerick, uitgegeven in Parijs bij het mij onbekende huis ‘Les hautes Etudes’ in 1953. Geen kinderachtigheden als de 68 limericks van Norman Douglas, maar ineens vlotweg 1700 stuks, met noten,