Goed geboekt
(1954)–Charles Boost, Jacques den Haan, Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Eenmaal 's jaars boetelingendagWij zijn niet voornemens een nieuwe religieuze secte te stichten, gelijk dat op z'n tijd hier en elders gebeurt. Maar wel zouden we een dag willen ingesteld zien, waarop, zoals vroeger de drukkersgezellen hun almanak rondbrachten, boekenleners de boeken gingen terugbrengen, die ze in het afgelopen ‘boekjaar’ van anderen onder zich hebben gehouden. Dat zou een opluchting zijn voor de arme bezitters, die te gul van aard en te zeer er van overtuigd, dat een boek bestaat om gelezen te worden, juist de lievelingen uit hun collectie anderen ter lezing hebben opgedrongen of zich hebben laten verbidden ze mee te geven, met vrijwel de zekerheid van een afscheid voor eeuwig. Want het merkwaardige verschijnsel doet zich voor, dat zelfs de eerlijkste mensen er heel moeilijk toe overgaan, boeken van anderen geleend, terug te geven, hetzij ze er zich te zeer aan hechten, hetzij ze na verloop van een maand of wat, onmogelijk zich herinneren kunnen van wie ze het hebben ter leen ontvangen, hetzij ze als echte lezers in de practische zaken des levens uiterst gemakzuchtig zijn aangelegd en, al is de wil goed, er niet toe kunnen besluiten een pakje te maken en naar het Postkantoor te brengen of op de tram te stappen, of hoe dan ook alles in het werk te stellen om de oorspronkelijke eigenaar voor zijn welwillendheid althans met teruggave te belonen. Het gebeurt eenvoudig niet. Wie, zoals on- | |
[pagina 72]
| |
dergetekende, een behoorlijke boekenkast zou kunnen vullen met wat bij anderen, thans onbekenden, is verzeild, en zich daarover zelfs maar niet eens zorgen meer maakt, weet maar al te goed, hoe vaak vertwijfeling de boekenliefhebber aangrijpt als hij zoekt naar wat hij toch ‘gehad’ heeft en onmogelijk meer kan achterhalen. Ik weet het, de boekverkopers en uitgevers zouden niets liever willen dan dat de zedenwet boekenlenen en boekenuitlenen verbood. Maar dat is ondoenlijk: te vaak wordt het goede hart op de proef gesteld en zij die lenen, kunnen niet altijd kopen. Wie kan harteloos een smekend vrouwenoog weerstaan, wie laat zich niet door eigen geestdrift vervoeren: ‘lees dat eens, lees het, neem het mee!’ Dat is toch een natuurlijke zaak. Ik pleit dus ten eigen bate, maar ook ten behoeve van al mijn medeboekbezitters voor een algemene Nederlandse boek-boetelingendag: bijvoorbeeld de KoppermaandagGa naar voetnoot*, waarop het een wirwar dient te worden van heenen weersnellende taxi's en auto's, bromfietsen en rijwielen, volle (desnoods extra) trams in grote centra als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, druk begane wandelpaden. De bloemisten zouden er wel bij varen evenals de banketbakkers en wijnkopers, of wellicht zelfs de boekverkopers, want wie brengt niet graag een verontschuldigend geschenkje mee om het lange verzuim goed te maken? Afgesproken dus. In Nederland wordt Koppermaandag, de eerste na Driekoningen, als boetedag, in ere hersteld en geeft ons als vanouds de bedrijvigheid terug die eeuwenlang die dag langs de weg geheerst heeft. Dan kan de boekenbezitter ten minste met een gerust hart vrijgevig blijven: hij weet, dat de zede een uiteindelijke vereffening voorschrijft. | |
[pagina 73]
| |
In beginsel ben ik niet tegen boekenlenen. Het smeedt banden tussen mensen van dankbaarheid en zieleverwantschap. Het voorziet in behoeften, het nivelleert boekenrijkaards met minder bevoorrechten en helpt dus mee aan sociale rechtvaardigheid. Maar we moeten niet overdrijven. Een niet teruggegeven boek is evenzeer een object van ontvreemding als elke andere verduisterde zaak, of luiheid er de reden van is, kleptomanie of hebzucht. Daarom is een boetelingendag eenmaal 's jaars zo langzamerhand noodzakelijk geworden. Wie zijn schappen daardoor te leeg ziet staan, heeft de Boekenweek vlakbij om op zijn beurt het eigen boekbezit op peil te brengen. Een eigen boek leest nog heel anders dan een geleend. Ik wil niet spreken over een gerust geweten, zelfs niet tegenover de schrijver, die zijn geest geeft en dus materieel in stand dient te worden gehouden. Maar ik doel op de intimiteit van het bezit van een boek, een voorwerp vol klank, dat Uw liefde moet wekken, gij die van lezen houdt, omdat de innige gevoelens voor de tekst zich onwillekeurig ook aan het stoffelijk omhulsel hechten. U kunt een geleend boek niet in die mate liefkrijgen als een eigen. Neem er de proef mee en als het niet anders kan, nu ja, leen!
c.j. kelk | |
[pagina 74]
| |
|