van lezen zo goed kunnen observeren als in mijn bibliotheek-tijd, toen ik achter de toonbank van een openbare leeszaal stond in een provinciestad en zag, hoe de mensen kwamen, hoe ze kozen of lieten kiezen. Ik herinner me een oude juffrouw die me fluisterend toevertrouwde: Tegenwoordig kijk ik altijd naar wie 't geschreven heeft, het boek, dat scheelt nog zoveel, de een of de ander, moet u ook 's doen. Zij was wat laat met haar ontdekking, maar die ontdekking had ze toch maar helemaal zelf gedaan.
Achter die toonbank leert de bibliotheek-juffrouw alle ingewortelde leesgewoontes kennen en al de passieve lezers en de actieve, de habituele melkdrinkers en hen, die zeer bewust bier kiezen of cola of Cordial-medoc. Daar komt, in die bibliotheek, een jongetje binnen, hij zegt: Een liefdesboek voor moe en een wilde-beesten-boek voor pappa. Kijk en daar zit het zuivere onderscheid tussen wat vrouwen lezen en wat mannen lezen, dat wil dus zeggen in hun passieve stadium.
De juffrouw geeft een Ruby Ayres mee voor moe en een ‘cojboj-boek’ voor pa en weet, dat het goed is. In die kleine provincieplaatsen leven de Ruby Ayressen nog en de Courts Mahlers ook en de Ethel Dellen. Ze worden moeilijk vervangen door modernere kitsch, het schijnt dat de ouderwetse drakenstijl het best bij het primitiefste stadium hoort. Florence Barclay is een klein treedje hoger, een volgend plan vormen de familieromans; dat allemaal uitsluitend voor dames. Het lijkt er op dat vrouwen die dit alles slikken, dommer, primitiever lezen dan hun mannen. Toch is dat, geloof ik, schijn. Ze blijven dichter bij huis, dat is alles. Ze zoeken de veilige erotiek, de veilige romantiek. Of ze zoeken de familieroman; het lekker meesudderen in de huiskamer met alle tantes en opa's, hoe langer hoe liever, hoe meer delen hoe liever; een verrukkelijk dameswerk is daarom de White Oakserie, zoiets wat gezellig doorziekt. En kijk, daar komen