Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] Aan Oscar Wilde. Reading: schrei niet, hier is het wreed gebouw Waar een dichter in den tredmolen liep, Dorst leed, honger, op een plankenbed sliep Teedre handen stuktrok aan 't geteerd touw. In een tredmolen: loop, dat niet de grond Uw voeten breekt, die onder uw voet wijkt; Kramp vast uw handen, als uw kracht bezwijkt Slaan wentlende treden uw voeten wond. Honger en dorst, altijd de strenge cel Enge beklemming om uw hijgen heen, Muur noch deur wijkt voor uw gesmoord geween En waanzin wenkt naar zijn glimlachend spel. Wat is hier hemel? Achter 't matte raam Een grauwe plek, eender of de zon straalt In lente, in zomer, één of 't najaar vaalt. Wat is hier dag? Verneedring zonder naam. [pagina 116] [p. 116] Wat is hier nacht? Schrijnende erinnering Of droom, die nog wreeder 't verleden peilt. Wat morgen? Tijd, dat gij de celvloer dweilt. Wat avond? Angst voor nacht en schemering. Wie leed als Gij? Maar toch door Londen dwalend Avond van dien dag, Holborn, Oxfordstreet Strand, Piccadilly, waar de weelde stralend Van heel een wereld mijn hart duister liet, Dacht ik: dees dag, die aan den matten morgen Een moeden avond bindt, wat gaf hij meer Dan nieuw verlangen en al nieuwe zorgen Om rijker kans en winst uit elken keer? En iedre nacht, die donker overbrugt Huivrende diepte tusschen dag en dag Wat liet hij, droom of waak, dat bij zijn vlucht Niet ijdel blijkt, wreedpijnend winstbejag? Dichter van Reading, die vorstlijk beschikte Over schatten van weelde en winst, vóór 't lot Uw wegen wendde waar geen mensch het wikte Dat gij zoudt gaan, schamel, beschreid, bespot, [pagina 117] [p. 117] Ik heb u zóó beklaagd, maar was 't geen waan? Is één stad rijker dan uw starre cel, Mijn leven meer dan tredmolen, die fel Raakslaat wanneer de voeten moeder gaan? Mijn rondte begint voor de morgen schijnt, Jacht naar weelde en winst drijft door uur en uur En hart en voeten in rustlooze duur Later dan 't licht boven Londen verdwijnt. Is niet beter 't lot van wie in zijn cel Al de ijdelheid zag van zijn bont bestaan En heeft met machtge handen afgedaan Wat kort bekoort en laat rustloos gekwel? Vorige Volgende