Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Zomer. Geniet toch onbezorgd uw zomerdagen, Haast heerscht de herfst, hoe kort, en winter drijft. Zijn war geweld van wind en regenvlagen Dat niet één vreugd voor ons te plukken blijft. O, dan niet meer het matelooze dwalen Door duinen, dauwend veld of langs den dijk, Niet zon hoog zien heerschen in 't hemelsch rijk En vorstelijk in 't Westen nederdalen. Ik vrees winter als gij, maar zie, bevreesd Geniet ik 't schoon der zomerdagen feller. Wie vergoed als ik niet genoeg geniet? Gij weifelt, peinst, waagt wat, wint wat, bedeesd, En de Tijd is snel, ik zeg, Vriend, wees sneller, Roof het geluk, overal, waar 't zich biedt. Vorige Volgende