Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] In den Herfsttijd. De zomer wordt al zoeler en de Dag Brengt schemer en schaduw op vroeger tijd, Zie dezen avond, geurig nog en blijd, Maar peinzend versterft reeds zijn stiller lach. En Herfst gaat heerschen, ik wacht hem bezonnen, Met kalmer klaarte van zijn koeler kleuren, Want geen herfst rooft, wat een hart heeft gewonnen, Aan heugenis van zon en zomergeuren. O, was dezen Zomer het minnelied Van mijn hart niet sterker dan vroeger jaren En heb ik u minder trouw liefgehad? Laat herfst dan heerschen, vrees den winter niet, Lente en zomer versterven, wij bewaren Heugnis van elk uur samen als een schat. Vorige Volgende