Liederen
(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend
[pagina 103]
| |
De jonge Herder.Ga naar voetnoot1Uw land is schoon, De tarwe goudgeschoofd
Droogt zijn zwaar graan in het zacht zonlicht fijner,
De weiden wijken tot den blijden einder - - -
maar schooner dan Uw land is uw jong hoofd.
De zachte lach van Uw verblijden mond
Opent uw lippen teederlijk gebogen,
En lachen licht in uwe lichtblauwe oogen,
Uw wangen zijn als rozen rood en rond,
Jongen, die de heerden tevreden hoedt,
Die dwalend leeft bij vogelfluit en wind,
En 't mild zonlicht, die peinzend keert als in 't
Wijd Westen bloost en bleekt de laatste gloed,
U roept de stad. En 't fel stadsleven zal
Uw schoonheid schenden smartelijk ontwijd,
Maar ik behoud uw Schoon in Eeuwigheid
In mijner Liedren klaren klankenval.
|
|