Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Doodsangst. Niet in den winter, wanneer dagen duister Als nachten zijn, wier zwaarte mij verdrukt, Maar in den zomer, als de bloei, de luister Van dag en nacht, het bevend hart verrukt. Niet in den winter als deuren en ruiten Kreunen bij 't woedend waaien van den wind Maar in den zomer, als vogels hoog fluiten De dag laat eindigt en weer vroeg begint, Vrees ik den Dood, haat ik hem machteloos, Ik heb het leven zóó lief en het gaat Buiten mijn macht genaadloos naar één eind. O, Vriend, lach niet meer. Maar een korte poos Eer de wreede Dood ons beiden verslaat En onze Vriendschap in het niet verdwijnt. Vorige Volgende