Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Aan Zee. (Dahouët-Bretagne.) Laat mij de volle weelde van het dwalen Tusschen duinen en de beschuimde ree Wanneer de zon in zijn droef-peinzend dalen Het laatste licht laat bleeken in de zee. Dan komen de heilige sterren blinken Aan de blauwe lucht, wit en goud en rood, Zij stijgen, dalen, tot zij wondergroot Achter den stillen horizon verzinken. Iedre dag zóó klaar, elke avond zóó stil, Nachten schatrijk van droomen, mijne wil Tevreden met mijn maat van heerlijkheid. En eerder wakker dan de dageraad Kom ik aan zee weer zien hoe 't leven gaat Op de vloot, die verheugd zijn zeilen spreidt. Vorige Volgende