Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Liederen. [pagina 81] [p. 81] Zomernacht. In dit seizoen scheemren de wijde nachten Uren gedurend, en schittrende schat Van sterren vol heft boven stille stad Zijn gave glans en hemelhooge prachten. Tusschen de sterren vaart de matte maan En bleekt den blauwen hemel doomig wit. Ons huis blijft open waar ik droomend zit En staar en zie de schemering vergaan. Ik kan niet zeggen, wat ik scheemrend zie, Wat mij doet beven in den bleeken nacht Met teer verlangen, dat ik daags niet ken. Maar in de maten van mijn melodie Als schemering verglijdende zóó zacht, Voelt gij daarin, dat ik gelukkig ben? Vorige Volgende