Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Aan eenen zeevaarder. Gij zult mijn brief in uw zomer ontvangen, Dien ik vereenzaamd in mijn winter schrijf, Zwerfgrage Maat, noch hield u mijn verlangen, Noch de bekoring van een kalm bedrijf. Uw droom was dwalen en uw kloeke daden Hebben de weelde van uw droom vervuld, Uw schip vermeet de verre zee-gestaden Waar elke nacht een schooner dag onthult. Waar elke dag de lasten van zijn weelden Voluit geeft aan uw onverzadigd hart En iedre tocht, schooner dan droom verbeeldde, Graag zwerver, u, tot verdre tochten tart. Want slechts in onrust vindt uw hart zijn rust En vredig voor mijn wintervuur gezeten Dreef de onrust u langs maatlooze gemeten Breeder zeeën naar een zoelere kust. [pagina 78] [p. 78] Langs eilanden glijdt gij, die schoon als droomen, Zich heffen uit een zonbebloeide zee Of stoute storm en schots-beschuimde stroomen Voeren uw steunend schip machteloos mee. Toch immer boven stilte en storm de luister Van uw Droom, die stilte wel blij begroet, Maar meer dan zonstilte is u lief het duister Van de zee waar de wilde stormwind woedt. Iederen dag komen de scheepsberichten Van uwen schipper uit een verder oord, En iedren nacht branden er nieuwe lichten Van nieuwe sterren boven brug en boord. En ik volg nacht en dag uw vlotte wegen, Uw vrije vreugd vergoedt mijn eenzaam leed, Voór uw schip ging gaf ik u groet en zegen Als gij keert houd ik hart en huis gereed. Wel vaart gij ver, maar eens toch viert uw schipper Zijn zeilen open voor den westenwind En schuimend stuift uw stoutgebouwde klipper Naar Holland, waar ge mij verlangend vindt. [pagina 79] [p. 79] Uw lach zal luid zijn en uw vrije vreugd Zal luid zijn als de zeewind en de zee. Mijn vreugd zal stil zijn, daar veel smart mij heugt En 't keeren draagt reeds zwaar van scheidenswee. Gij zijt een kloek drijver, niets dan een zanger Ben ik door schoonheid van uw drift bekoord, Hartstochtlijk wager, ongetemd verlanger, Wat storm, wat stroom, drijft u naar uw laatst oord? Wat storm, wat stroom? In de maat van mijn zangen Bind ik de maatloosheid van uw bedrijf, Gij zult mijn Lied in uw zomer ontvangen, Dat ik vereenzaamd in mijn winter schrijf. Vorige Volgende