Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Aan vele vrienden. [pagina 72] [p. 72] Aan vier Engelsche makkers, (Mickel, Clement, Sidney en Paul.) O, rust van Tonbridge na 't rusteloos Londen; Hier welt het water helder, 't veld staat blauw Van vlas, de hooge hop rankt langs zijn touw, De wilde wingerd houdt elk huis omwonden. En elke dag zet in één zaalgen brand Den hemel en uwe hemelsblauwe oogen. Wij dwaalden, nu verdiept, dan opgetogen, Ik zag naar u, den hemel, 't akkerland. En 't was uw vraag: ‘Gij waart een blij bewoner Van rijke steden en van weidsche streken Is mijn dorp schoon? Mijn land? Waar vindt men schooner?’ En 't antwoord: ‘Maat: ik heb mijn weg gewend Van land naar land, niets heeft mij meer geleken Dan uw dorp Tonbridge en uw heuvlend Kent.’ Vorige Volgende