Kanalje en Opstandige liedjes(1977)–Jacob Israël de Haan, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Van 'n Diender. (Met plaatjes van Alb. P. Hahn.) 'n Diender, die had eens 'n man bekeurd, Jongens, zooals dat zoo vaak gebeurd, Die man vischte op 'n verboden plaats, En de diender, die had 'n heele hoop praats, En in lang geen mensch bekeurd. En de man werd voor 'n riks beboet, 't Is zuur als je zooiets dokken moet, En daarom zwoer hij, dat-ie zich gauw, Op dien dooien diender wreken zou, Luistert, wat er is gebeurd. Een poosje daarna aan den waterkant, Daar zag de diender z'n ouë klant, Weer hengelen op die verboden plaats, ‘Ha’ dacht die diender met z'n praats, ‘Die ezel wordt weer bekeurd’. ‘Zeg vent, wat mot-je... geeft jij eens gauw, Die hengel hier.’ ‘Zeg... leuter nou...’, ‘Geef op.’ ‘Wat 'n praats... wat 'n praats’, ‘Je hengelt hier op 'n verboden plaats, En daarom word-je bekeurd.’ [pagina 99] [p. 99] ‘Ik hengelen? Man, je bent niet goed’, ‘Zoo, is 't geen hengelen, wat je doet?’, ‘Nee, zeker niet, ik plas maar wat, Dit touwtje en dat stokkie nat, Word ik daarvoor nou bekeurd?’ ‘Je liegt - je hengelt’ riep de agent, ‘Onthou je dag, brutale vent’, ‘Is dat een hengel?’ vroeg onze man, ‘Geen hoek en geen dobber zit eran, Word ik daarvoor nou bekeurd?’ De diender keek. ‘Ik blijf nog wat, Met m'n stokje spelen in het nat, Als j' ook eens wilt?... 't is liefhebberij, De spulletjes krijg je wel van mij, Als je me maar niet bekeurt.’ Maar diender bromde wat in z'n baard, En vloekte naar diens dienders aard, En de hengelaar ging naar huis weer heen, Vertelde 't geval aan iedereen. En wie dien boozen diender zag, Die riep: je hengelt, onthou je dag, ‘Je hengelt... en daarom wor-je bekeurd’, Jongens, jongens, dit 's heusch gebeurd, O, o, o... Vorige Volgende