Kanalje en Opstandige liedjes(1977)–Jacob Israël de Haan, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Visschers. Ons huis stond midden in storm vannacht, Ik heb niet geslapen, ik heb gedacht, Aan onze visschersvrinden op zee, Op de hoogbeschuimde stormzee. Zij voeren op 't vloedende water uit, Acht mannen op een wrakke schuit, Voor vrouw en kind'ren om schamel brood, Varen zij tegen storm en nood. Als morgen de hemel kalmer klaart, De woestgevloede zee bedaart, Dan spoelen waar vrouw en moeder hen vindt, Een vader, een broeder, een stille vrind. Hun lijf druipt slap, hun oog is dood, Zij voeren gevaarlijk om 't schamele brood, En zee en storm zijn sterker dan, De schamele schuit van een visschersman. Zij voeren gevaarlijk... het weer is bedaard, Nu varen weer and'ren de gevaarlijke vaart, Klaag niet, zij weten van storm en nood, Van honger aan land... van bitter brood. Ons huis staat midden in storm vannacht, Ik kan niet slapen, ik heb gedacht, Als morgen de hemel helder klaart, Keert dán ieder man van de doode-vaart? Vorige Volgende