Het joodsche lied
(1915)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend
[pagina 107]
| |
Aan ‘de trots van Israël’De Trots van Israël: voor 't Wekenfeest,
Brengt hij bloemen in mijn onheilge woning,
Lovend: ‘mijn Dichter, dit is uw belooning
Voor 't lied, dat zóó vaak mijn vreugd is
geweest.
Zoo schoon als 't Lied, de bloemen van uw hart,
Zijn mijne bloemen niet van wit en blauw
Ga naar voetnoot1.
Mogen ze u toch tot vreugd zijn in uw rouw,
Tot heilig heugen in verlaten smart.’
| |
[pagina 108]
| |
O, dank, dank Makker, die met heilge kleuren
De doffe droefheid van mijn rouw verblijdt,
Mijn hart heft zich uit zijn geslagen treuren.
Leg uw hand in mijn handen: als gij morgen,
Trots van Israël, viert den Heilgen Tijd,
Zal één met u, mijn hart vrij zijn van zorgen.
|
|