Het joodsche lied(1915)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Paschen Dit is het schoonst: bij 't winnen van de dagen Vieren wij Paaschfeest, omdat Isrël toog Uit slavernij naar vrijheid, het hoofd hoog, Duister Egypte hield zijn hoofd verslagen. Tienmaal woedende heeft hen God bezocht: Met bloed. Met kikkers. Met krieblend gediert. Met wild gediert. Met pest, die welig tiert Op mensch en dier. Met hagelende tocht, Van zwarten wind en oogsten neergeslagen. Met duisternis. Met dood van eerstgeboornen. Toen lieten zij het Volk, het uitverkoorne Uitgaan en goudschat werd medegedragen. [pagina 42] [p. 42] Dit waren wondren. Maar wij zelve zijn Door twintig eeuwen heen nog schooner wonder. Volkeren stormen, loopen ons ten onder Maar ons volk leeft sterker na elke pijn. Jaarlijks worden de wondren overdacht En diep gevierd met heugnis en verlangen, Dat wij nog eenmaal na den Nacht, den bangen, Het hoofd verheffen in een dag van pracht. Landen en zeeën houden ons gescheiden Van 't Heilig Land, de liefde van ons oog. Wie zal het Volk, hoofd hoog, de voeten droog Door de verspreide zee naar zijn land leiden? Vorige Volgende