Het joodsche lied(1915)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Het Lotenfeest Haman de Hater had het Doodslot geworpen Trotsch en toornend tegen Perzische Joden Dat men allen op éénen dag zou dooden En buit plundren in steden en in dorpen. Maar Mordechai versloeg den Agagiet Dat de Koning hem op woedend gebod Vogels ter buit en volkeren ten spot Met zeventig zonen hoog hangen liet. Vieren wij daarom dertig eeuwen later Het Lotenfeest, nog wordt dikwijls geworpen Het Lot over ons in steden en dorpen Gelijk in den tijd van Haman den Hater. [pagina 34] [p. 34] Houden wij Lotenfeest met licht en luister, Bonte bloemen en met diep-dankend lied Over onze vreugde valt een grauw Duister, Schaduw van angst, waarvoor de vreugde vliedt. Omdat wij vreemden zijn. Bij lied en luchter En bloemen, vreezend voor 't nabij gevaar. Het Doodslot valt. De slagen dalen zwaar Als volken drijven wreeder en geduchter. Vorige Volgende