Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 382 De Arabische quaestieGa naar margenoot+Het zou wel merkwaardig zijn, eens de elementen vast te stellen van den grooten roem van dr. Theodoor Herzl, dien men gewoonlijk beschouwt als den grondlegger van het moderne, politieke Zionisme. Een van de elementen is zijn profetische verschijning. En een ander is zijn al te vroege dood. Het zijn allang geen jongeren meer, die hem niet eens meer hebben gekend. Maar zij hebben allen de gestyleerde portretten gezien van den Man met het fijne zachte en toch sterke gezicht. Hij is de Profeet van hen, die niet gelooven in een Wet en in de Profeten. En hij is gestorven. Het is gemakkelijk eenen doode te prijzen. Gij vergroot er niet de macht mede van iemand, die u misschien later met voeten treedt. Kleine menschelijke en onmenschelijke fouten maakt de doode niet meer. Hij grieft niemand en wat hij misdeed wordt vergeten of vergeven. Als men er goed over nadenkt, is het wel goed dood te zijn. Vooral in gedichten. Misschien is het nog beter te leven. Maar dr Herzl is dood. Ik geloof niet, dat de Dichters hem als een groot letterkundige beschouwen. Iedereen schrijft wel eens een goeden regel. Zelfs ik. Maar dat is niet voldoende. En het Dagboek van Herzl? Komt hij daaruit te voorschijn als een Groot Man? Is hij niet héél erg vervuld met zich zelven en al te zeer gevleid met de innerlijke, leege welwillendheden van de grooten der aarde, die toch maar van een aardsche kleinheid zijn? En Herzl's Zionisme? ‘Hoe meer ik Herzl's Dagboek lees, hoe meer ik zie, dat hij van het ware Zionisme niets heeft begrepen’, zeide eenmaal een Zionist. En inderdaad, gelooft iemand, dat het zuivere politieke Zionisme het ver zou hebben gebracht? Herzl's gedachte, in strakke zuiverheid, was deze: ‘Verkrijging van een territoir, liefst dan Palestina, met een internationaal charter als rechtsbasis.’ Zoolang dit niet verkregen was, dienden Joodsche nederzettingen in Palestina tot niets. Integendeel. Integendeel. Turkije zou een bloeiend Palestina natuurlijk niet ligt vrijwillig afstaan. Er is daarom door de Zionistische Organisatie toch wel practisch werk gedaan in Palestina, maar dat is eigenlijk tegen Herzl's theorie geweest. Een van de elementen van Herzl's roem is misschien dit, dat hij het verlangen naar macht in de jongere Joden heeft gewekt en gevleid. Welvarende Joden waren er overal. Er waren welvarende Joodsche gemeenschappen. Maar er was geen Joodsche Staat. Een zelfstandig volk te zijn, zooals de andere volken. Dat is het. Ergens de meerderheid hebben. Ergens de macht. Een rechtvaardige macht. Want macht is nog iets anders dan geweld. En zonder macht houdt geen recht zich staande. Het politieke en het economische Zionisme behooren bij elkander als de beide zijden van een munt. De eene wederlegt de andere niet. Maar stel eens, dat er geen Joden in Palestina woonden, zou er dan een Balfour-Declaratie gegeven zijn? En zoo ja, wat zou er van zijn overgebleven in de practijk? En zelfs nu: laten wij er over spreken zonder film en zonder propaganda: ‘wat is er nu nog practisch van overgebleven?’ Dat wil niet zeggen, dat de Declaratie op haar tijd niet nuttig is geweest. Ook het water, dat wij eenmaal dronken, toen wij ergen dorst hadden, is in de Eeuwigheid verdwenen.
Herzl de Profeet. Het is merkwaardig, hoe dikwijls vereerders van wijlen dr. Herzl hem willen voorstellen als een bovenmenschelijk, goddelijk profeet. Misschien berust dat onbewust op het verlangen sommige elementen in zijn leven minder onaannemelijk te maken voor de orthodoxe Joden. Misschien ook is het eenvoudig het streven den beminden leider een buitengewoon menschelijk inzicht toe te kennen. Een Profeet. Men neemt allerlei uitspraken uit het dagboek en toont aan, dat dit alles is uitgekomen, vooral na de eerste wereldoorlog. Wat niet is uitgekomen laat men natuurlijk weg. Dat is geen slechtheid. Dat is liefde. Trouwens, allerlei vage algemeene uitspraken komen nooit geheel uit zonder rest. Maar zelden dat er niet iets van uitkomt. Wat beteekent het, dat eene voorspelling is uitgekomen? Dat beteekent eenvoudig, dat het mogelijk is de werkelijkheid op eene bepaalde wijze onvolledig voor te stellen. Alle voorstelling is onvolledig. Anders kwam het Leven, met zijn dwaas gekakel, vóór den Dood niet klaar. Maar die voorstelling heeft grenzen. Men kan bijvoorbeeld de werkelijkheid niet systematisch zóó schematiseeren, dat Duitschland den wereldoorlog heeft gewonnen en Frankrijk heeft verloren. En misschien geven Brouwer en Mannoury dat nog heelemaal niet toe. En Einstein? Dien begrijp ik niet, sinds iedereen hem begrijpt. En Poincaré? Ik bedoel niet den boosaardigen Poincaré, die gisteren veertig milliard mark verkocht in een Pond. Maar de goede Poincaré, Henri, die dood is. En die zijn heele leven lang niet heeft willen toegeven, dat de aarde draait om de zon. Of dat de afstand van Parijs naar Londen grooter is dan één meter. Ja, als men maar niet al te diep nadenkt, kan men tot de conclusie komen, dat iedere systematische onvolledigheid waar is. Alleen, in de eene leeft men wat gemakkelijker dan in de andere.
Een Dichter is niet iemand, die altijd gedichten schrijft. Wat zou de Menschheid er mee moeten beginnen? Vergeten. Maar men kan (helaas!) niet alles vergeten. En een Profeet behoeft ook niet alles te hebben voorzien. Over de Arabische quaestie bijvoorbeeld heeft dr. Herzl zoo goed als niet geschreven. Men heeft trouwens overal geleefd in de formule: ‘Het volk zonder land, naar het land zonder volk’. En nog tegenwoordig wordt de Arabische quaestie op de volgende wijze geschematiseerd: ‘Het economische belang van de fellachenGa naar voetnoot1) gaat samen met dat van de Joden tegen de effendisGa naar voetnoot2). En dus zullen de fellachen zich met de Joden ook politiek vereenigen. Deze formule is logisch. En als het Leven zonder rest in logica opging, was alles goed. Bijvoorbeeld de volgelingen van wijlen dr. Karl Marx schematiseeren het leven zóó, dat van hetgeen hun Profeet heeft gezegd, veel is uitgekomen. ‘Fellachen aller landen vereenigt u’. En hun formule was deze: ‘De economische belangen van de Fransche fabrieks-fellachen gaan samen met de economische belangen van de Duitsche fabrieksfellachen tegen de economische belangen der Fransche en Duitsche effendis. Daarom zullen de fellachen van beide landen zich ook tegen de effendis van beide landen vereenigen. Het is precies uitgekomen op den wereldoorlog na. Maar zoo als gezegd: het Leven komt nooit precies uit. Dat doet de Dood.
De Balfour-Declaratie. Nog een beetje ongeduld en het is zes jaar geleden. Wat heeft men er niet in gelezen! Dr. Weizmann de mogelijkheid van een Palestina zóó Joodsch als Engeland Engelsch is. En Abd el Moti heelemaal niets, omdat hij niet lezen kan. En tusschen die twee uitersten dan van alles en hoe langer hoe minder. Het verzet van de Palestinensische Arabieren tegen de verjoodsching van een land, dat zij als Arabisch beschouwen. Het verzet van alle Arabieren in Azië, gesteund door een deel der Arabisch sprekende volken van Afrika en van alle Mohammedaansche volkeren. Ongetwijfeld is het Zionisme een factor geweest in de Engelsche politiek. Men kan daarover nieuwe en goede beschouwingen lezen in het onlangs verschenen boek van J. de V. Loder. Het Mekkasche koningshuis was ook een factor tegen de Duitsch-Turksche pogingen den Heiligen Oorlog op de Engelschen los te laten. Op het oogenblik schijnt nu de Engelsche politiek gunstiger te zijn voor het Mekkasche Koningshuis dan voor de Zionisten. Het ware dwaasheid dr. Weizmann of N. Sokolov daarvan een verwijt te maken. Natuurlijk hebben zij fouten gemaakt. Ook in de Arabische politiek. Het is hee1 gemakkelijk daarover achteraf te schrijven. Doch voer zelf maar eens politiek zonder fouten. Het is niet waarschijnlijk dat de Engelsche regeering op een gegeven dag de Balfour-declaratie formeel intrekken zal. De Engelsche regeering houdt hare belofte. Het is alleen maar de vraag, wat men in de Balfour-declaratie leest en wat men verstaat onder het houden van een belofte. De Arabieren vragen ook niet meer om de formeele intrekking van de Balfour-declaratie. Zij zeggen, dat de Balfour-declaratie rechtens nietig is en dus niet nog eens behoeft te worden ingetrokken. Zoo iets, als dat een absoluut nietig contract niet nog eens behoeft te worden vernietigd. Ze vragen een constitutioneele Palestinensische volksregeering. En die zal dan van zelf wel doen of er nooit een Balfour-declaratie is geweest. De Engelsche regeering heeft telkens en telkens weer aan de Arabische eischen toegegeven. De adviseerende staatsraad, waarvan de leden werden benoemd, zou worden vervangen door een wetgevende raad met veel grootere bevoegdheden. En een (kleine) meerderheid van gekozen leden. Maar de regeeringsleden met de Joodsche leden samen hadden nog de meerderheid. En zoo was het broze bestaan van de Balfour-declaratie nog altijd veilig. De Arabieren hebben toen de verkiezingen geboycot. En de regeering heeft er van afgezien. Men heeft toen weder den adviseerende staatsraad willen vernieuwen. Maar geen Arabier heeft willen zitting nemen. En alle pogingen om het Arabische eenheidsfront te verbreken zijn mislukt. Onlangs is er een partij van gematigden opgericht, die in theorie ook anti-Zionistisch was. Maar die bereid was met de regeering samen te werken. Deze partij heeft zich echter weder vereenigd met de extremisten. Het eindelijke succes van Zaghloel Pasja in Egypte maakt ook de Arabieren stout. De gedachte was niet slecht. De Balfour-declaratie afschaffen wil de Engelsche regeering niet. Maar men heeft den Arabieren precies aangeboden wat de Joden ook hebben. En zoo zou er van een bevoorrechte positie der Joden in Palestina nog minder terechtkomen. Het aangrijpingspunt was de Jewish Agency bedoeld in § 4 van het Mandaat, wier taak is: overleg en samenwerking met de administratie van Palestina, in economische, sociale en andere aangelegenheden betreffende de vestiging van een Joodsche bevolking van Palestina, en, behoudens toezicht van de regeering, steun te verleenen en deel te nemen aan de ontwikkeling van het Land.’ Donderdag heeft Sir Herbert zes en twintig van de voornaamste Arabieren bij zich laten komen en hun de organisatie van een Arabische Agency voorgeslagen met precies dezelfde bevoegdheden. Ook de bijzondere rechten ten aanzien van de uitvoering van publieke werken, die § 11 van het Mandaat aan de Joodsche Agency geeft, zou de Arabische Agency hebben. De hooge commissaris is nog verder gegaan: de Arabische Agency zou zelfs een contrôle krijgen over de Joodsche immigratie. Maar de Arabische notabelen hebben geweigerd. Zij hebben geweigerd na een beraad van tien minuten. Eenstemmig. Ook de vertegenwoordigers van de gematigde partij hebben geweigerd. ‘I am sorry’, zei de hooge commissaris en liet de thee komen. Of het erg is? Er zijn nog altijd menschen, die beweren, dat het niet erg is. De positie van de Joden moet vooral economisch sterk worden gemaakt. Ongetwijfeld zijn de politieke verhoudingen wel van invloed. Maar niet overwegend. Veel erger is het falen van den economischen opbouwarbeid. De jaren vergaan. En er ontstaat geen gezonde Joodsche boerenstand. Er ontstaat geen gezonde industrie. Er wordt een groote reclame gemaakt voor elk fabriekje, dat wordt geopend. Maar van de zaken, die gesloten moeten worden, spreekt men niet. Wat baat het, of deze dingen worden verzwegen. Laat men eens een lijstje publiceeren van de dividenden, die de Palestinensische maatschappijen uitkeeren. Op 't oogenblik is de emigratie ongeveer zoo groot als de immigratie. En er zijn menschen, die dat veel erger vinden dan de geheele Arabische quaestie. |
|