Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Het Joodsche jaar eindigt. De maan vermindert alweer in de laatste maand, die toch nog altijd Elloel heet. De volgende week vieren wij het groote Nieuwjaarsfeest. De dagen zijn nog wel deerlijk heet. En er zijn heete nachten, dat de lucht, zonder wind, als een walm in de straten slaat. Toch kunnen wij nu gaan hopen, dat het mettertijd te Jeruzalem ook weer eens regenen zal. Vanaf het Paaschfeest was dat natuurlijk hopeloos. En Jeruzalem heeft dorst geleden van 't jaar. Heel het land ligt brandend bruin en dorstig. Van de volle Jobsbron, daar diep in het dal, is natuurlijk niets meer over. En het zal héél wat moeten regenen, eer de bron weder kloppen zal als een hart en haar water drijven in de groentetuinen rondom. Men moet gewennen aan dit land zonder water. Hoe hartstochtelijk kan ik soms verlangen naar eenen gewonen, groven, Hollandschen regendag, wanneer de wind te keer gaat en de regen ruischt in de plassende straten. Thuis komen is dan iets heerlijks. De rust van het eigen, goede huis. Het zachte haardvuur en de mooie boeken. Hier is dat allemaal niet. En dan troost ik mij, dezen heeten, koortsenden dag, maar weder met de gedachte, dat er vele Hollanders zijn, die hartstochtelijk gaarne vandaag naar Bethlehem zouden gaan of naar den Klaagmuur, ieder naar den aard van zijn liefde en van zijn geloof. Wanneer men zoovele jaren hier heeft gewoond, dan begint men te begrijpen, dat men niet tegelijk in Holland en in Palestina wonen kan. Dit is heel eenvoudig. Maar wonder, hoelang het duurt voor men eenvoudige dingen begrijpt. Daarvoor is een héél samengestelde geest noodig. Het is ook niet waar, dat honger en hartstocht de wereld bewegen. De wereld wordt bewogen door een rusteloos verlangen naar rust. Maar hoeveel regendagen en hoeveel zonnedagen moeten over ons afgestorven zijn, voor wij dat doodeenvoudig begrijpen. | |
II.Eind van het jaar. Het congres van de Zionisten en het congres van de Agoedisten zijn voorbij. De twee elementen van het wezenlijke Jodendom, Nationaal. Religieus. De Mizrachie, als partij boven de partijen, had beiden kunnen vereenigen. Maar als partij tusschen de partijen is de Mizrachie in de knel gekomen. Mizrachie heeft op het Zionistische Congres een vierde van de afgevaardigden. Maar invloed hier in 't Land heeft de Mizrachie niet. Dr. Weizmann heeft het voorloopig gewonnen. Brandeisisme zonder Brandeis. Beheer door deskundigen. Verbreeding van den grondslag, Men zal het moeten zien. De Palestinensische bevolking is niet vóór het Amerikaansche systeem. En wanneer het Weizmann niet gelukt, geregeld veel geld te krijgen, heeft hij afgedaan. Het is eigenlijk wel een wonderlijk systeem. De rijke Amerikaansche Joden geven het geld, dat hier gebruikt wordt uitsluitend ten bate van radicale, socialistische ondernemingen. Dr. Ruppin is weder de leider van de nieuwe leiding. Dat beteekent, dat het particuliere initiatief van kleine, zelfstandige ondernemingen stelselmatig wordt tegengewerkt ten bate van socialistische coöperatieve groepen. De arbeiderspartij is heer en meester. Vele ondernemingen beginnen met een staking. En hoevelen eindigen er mee? | |
III.Het is alsof wij moede zijn geworden. Zelfs voor eene levensquaestie als de verhouding van Palestina tot de Arabische Federatie is geen belangstelling meer. De onderhandelingen tusschen de Engelsche Regeering en den Koning Hussein van Mekka worden voortgezet. Middelerwijl heeft Koning Hussein eenen bijzonderen gezant naar Palestina gezonden. Hij heeft in verschillende vergaderingen van notabelen medegedeeld, dat Koning Hussein voor Palestina verlangt een vrije, nationale constitutioneele regeering gelijk Irak en aansluiting bij de Arabische Federatie. De Balfour-Declaratie behoeft niet te worden ingetrokken. Maar er zal een regiem komen, dat vanzelve de Balfour-Declaratie maakt tot een ding, alsof het nooit had bestaan of reeds zijn natuurlijken dood gestorven was. Gelijk dit heet in de mooie, dichterlijke taal, die de afgezant van den Koning Hussein spreekt. Geen wonder, dat zoo een welsprekend gezant Sheikh Abbas el Melki heet en. Dat hij een fraai witzijden kleed draagt, rood geborduurd. Koning Hussein heeft uitdrukkelijk verklaard, dat hij geen Engelsch-Arabisch verbond teekenen zal, wanneer zijnen verlangens aangaande Palestina niet worden ingewilligd. De Joodsche pers heeft zich geërgerd, dat de Palestinensische Regeering de publicatie van dergelijke uitingen heeft toegestaan. Men verwachtte, dat de onderhandelingen tusschen Mekka en Londen, de twee Heilige Steden, zouden worden afgebroken. Maar ze worden voortgezet. En Engeland schijnt weder nieuwe concessies te hebben gedaan. Met een Fransch Syrië en een Turksch Turkije in Voor-Azië is volgens velen een Arabische Federatie onder Engelschen invloed noodig. Men gelooft in Engeland niet meer aan een zuiver-Joodsch of aan een overwegend-Joodsch Palestina, dat een factor zou kunnen zijn in de Engelsche Suez-kanaal-politiek. Sir Martin Conway? Ach, wij glimlachen en wij bedenken met weemoed, dat hij blijkbaar den leeftijd heeft bereikt, waarop een schrijver opnieuw in de luren wordt gelegd. En wat er gebeuren zal, wie weet het, behalve de Toekomst? Die weet alles, maar zij vertelt het niet vóór het Tijd is. Daartegen baat geen ongeduld en geen onrust. Voorlopig heeft Koning Hussein beloofd, dat hij naar Amman komen zal om met de Palestinensische leiders te beraden. | |
IV.Eind van 't jaar. In het begin van het volgende komt Sir Herbert Samuël van zijn verlof terug. En daarop is dan nu het wachten. Van de Palestina-leening hooren wij niets meer. En de nieuwe Staatsraad schijnt voor goed dood te zijn. Eerst hadden al de tien Arabische leden ontslag genomen, ofschoon zij door de Regeering met zorg gekozen waren uit de meest-gematigde elementen. Na lange onderhandelingen kwamen zeven leden op hun ontslag terug. Maar daarvan hebben er vier weder opnieuw ontslag genomen. Voor de Joodsche gemeenschap is het van belang of Sir Herbert ditmaal van de Regeering verlof heeft gekregen tot de organisatie van een Joodsch-Nationale dwanggemeenschap. De Agoedath Israël heeft zich sterk daartegen verklaard. Maar naarmate de Engelsche regeering den Arabieren meer toegeeft ten koste van de Zionisten, is er een neiging de Zionisten schadeloos te stellen, ten koste van de Agoedisten. Over en weer plagen de Zionisten en de Agoedisten elkander met processen, met booze couranten. De atmosfeer is verstikkend, vol stof. Men verlangt naar regen en wind. Maar wat er in het Nieuwe Jaar gebeuren zal, weet, op 't eind van 't jaar, de Toekomst alleen. En die zwijgt tot het Tijd is. | |
V.Het is tamelijk rustig in het land. Al gaat er geen dag voorbij zonder gewelddaden of diefstal. Een groot aantal voor een zoo kleine gemeenschap. Af en toe zijn er moeilijkheden met de Arabieren. Een vechtpartij in het dal Jisreël, waarbij veertien Joden zijn gewond. Moeilijkheden tusschen de Joodsche vestiging Hulda en de Arabieren van het naburige dorp Hulda. De bewoners van Hulda zijn jonge, socialistische arbeiders. Zij leven met de Arabische buren strenger, strikter, dan bijvoorbeeld de oude Joodsche kolonisten van Petah Tikvah en Rischon. Die wisten meer van geven en nemen. Van een oogje toedoen. Van een onrechtvaardige fooi op zijnen tijd. Die van Hulda willen dat niet. Ze komen op voor hun nationale eer. Ze hebben den gouverneur van Ramleh een memorandum geschreven, waarin zij hem en al zijn ambtenaren beschuldigen van partijdigheid. Ze hebben gelijk, wanneer zij geen ongelijk hebben. Maar niets is hier in Palestina voor jonge menschen zoo gevaarlijk als gelijk hebben. Over oude menschen spreken wij niet. Die hebben hier altijd ongelijk. | |
VI.De economische toestand is slecht. De regeering heeft blijkbaar gehoopt, dat de Zionistische arbeid Palestina in weinig jaren maken zou tot een bloeiend land, dat een eigen, ontwikkeld bestuur betalen kan. Nu dat tegenvalt, heeft een paniek de regeering gegrepen. Het budget moet met geweld in evenwicht worden gebracht. Bij tientallen heeft de regeering ambtenaren ontslagen en daardoor de ontwikkelingsmogelijkheid van het land weder verkleind. Wij hooren nu weder van het aanstaand ontslag van vierhonderd Engelsche ambtenaren en een nog grooter aantal Palestinensische. De Engelschen, die hier gewoon waren goed te leven, verlaten het land, dat daardoor voortdurend meer verarmt. De immigratie is weder tot een minimum gedaald en bedroeg officieel over Juli 386, waarvan 10 niet-Joden en 34 menschen, die hier als touristen zijn gekomen en later verlof hebben gekregen te blijven. De Jewish Chronicle vermeldt een cijfer van 651. De cijfers van de Chronicle zijn altijd een paar honderd hooger dan de officieele. Het ergste is de emigratie. De Regeering weigert eenige mededeeling daarover. Maar zelfs de Zionistische couranten geven toe, dat de emigratie zoo groot is als nooit tevoren en dat zij de immigratie overtreft. Zoodat op 't oogenblik de Joodsche bevolking van Palestina achteruitgaat. Het Land wil niet. Men heeft nu weer alle hoop, dat Ruttenberg beginnen zal met het groote Jordaanplan, en werk zal geven aan duizenden. Het besluit van het Zionistische Congres, geen steun te verleenen aan ondernemingen, die niet-Joden gebruiken als arbeiders heeft bij de Arabieren begrijpelijk ontstemming gewekt. Anderzijds is het begrijpelijk, dat de Joden gaarne alleen werk willen geven aan Joden, nu de immigratie zoo minimaal is en de werkloosheid zoo groot. Het is nu eenmaal moeilijk leven in een Land, zóó klein en zóó vol tegenstrijdige verlangens en belangen, die allen even begrijpelijk zijn. | |
VII.Men hoopt, dat dr. Weizmann de mooie millioenen uit Amerika nu binnenbrengen zal. En dat er dan groot en goed werk zal worden gedaan. De Hebreeuwsche Universiteit? De eerste steenen liggen reeds meer dan vijf jaar eenzaam en de oude Heer David is nog geen professor. En ineens opent daar de LatijnscheGa naar voetnoot1) Patriarch van Jeruzalem een Universiteit met drie Faculteiten: Talen, Recht en Geneeskunde. En de Mohammedanen openen een Hooge School en noemen die ook Universiteit. Wat zullen wij doen? Als het vandaag eens lekker regende en woei? Maar het zal niet. Het zal heet zijn tot den avond. En misschien heet zijn in den nacht. Hoe stil is onze Hof in den middagkeer! Sidna Abdoellah is verleden week hier geweest. Hij was de gast van den Gouverneur Generaal Storrs. Hij heeft gebeden in de Omar Moskee en een bezoek gebracht aan het booze Nabloes, het oude Sechem. Nu woont hij weder in de tenten van Amman. En als het koud wordt, zal hij afdalen naar het dal van de Jordaan, waar de wateren van Schunet-Nimrin zullen stroomen, als het eerst maar heeft geregend. De gasten, die in des Emirs gevolg zijn, hebben onzen Hof verlaten. Dr. Riza Tuwfik met den vlijtigen Saïd en den luien Nazief. Maar het leven is onrechtvaardig. De luie Nazief wordt door iedereen verwend en niemand verwent den vlijtigen Saïd. Ook Hamid Pasja is vertrokken. Hij leest Plato in het Arabisch en Fransche romannetjes in het Turksch. Hij reist per spoor naar Maän en vandaar met kameelen naar Akaba, dat misschien de haven van Transjordanië wordt. Hij vreest de Wahabis niet. En als de Toekomst Verleden is geworden, weten wij, wat er gebeurd is. |