Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Het is héél warm. En héél politiek. Er staat een strakke hitte tusschen hemel en aarde, onbeweeglijk. Soms beweegt het. Loom en gemeen. Dan waait een traag, goor stof. En het legt zich neder, dik en grijs op alles wat ons lief en dierbaar is. Veertien dagen geleden was Jeruzalem nog winterkoud. Wij hadden bekenden over uit Bandoeng. De jongen was vijftien jaar. Hij was geboren in Holland. Hij was twee maal in Indië geweest. Japan, Amerika, Egypte en Palestina. Op mijn vijftiende jaar leefde ik in den werelddriehoek: Zaandam-Haarlem-Hilversum. Toch ben ik op mijnen tijd ongelukkig geworden. Misschien zal de jongen uit Bandoeng rustiger en gelukkiger zijn. God kiest de zijnen. Heden of morgen sterft te Jeruzalem een vrome jongen van vijftien jaar. God heeft een bespottelijke bloedziekte op hem afgezonden, waarbij de plagen van Egypte een Spel zijn. Wie kan daar tegenop? Zijn leven is gemeten. Vandaag of morgen. De jongen uit Bandoeng was kipverkouden toen hij hier was. De wind woei langs de straat van Jaffa. En de regen sloeg. Voorbij. Vandaag of morgen. Voorbij. Voorbij. | |
II.Het is héél politiek. Telkens de plagende vragen in het Engelsche Parlement. Men zegt, dat einde Mei de begrooting voor het Nabije Oosten (dat zijn wij) behandeld wordt. En dat er dan vele vragen zullen komen en vele antwoorden. Allah is groot. Wij gaan des avonds slapen in de zware, genadelooze hitte. Na een genadeloozen nacht staan wij in de heete hitte op. Palestinensers? Arabieren? Wat zijn wij? Of zijn wij Hollanders gebleven? Vanmorgen kwam ik eenen Hollandschen onderdaan tegen, die geen woord Hollandsch verstaat, zoo groot niet als een huis. Hij is ook, als Hollander, geen soldaat geweest. Hij vroeg hoe het de Koningin gaat. Hij was héél dankbaar, dat hij Hollander gebleven is. Want op grond van zijn Nederlanderschap heeft de rechter eenen van zijne (talrijke!) schuldeischers geweigerd beslag te leggen op zijne meubelen. Wanneer ik thuis kom, zie ik mijne meubeltjes staan, in de hitte schuw. En ik vraag mij af: ‘wat zijn wij?’ Hollanders? Palestinensers? Arabieren? Er is den laatsten tijd weer veel gesproken over een vereeniging van Palestina en Transjordanië onder den Emir Abdoellah. Sir Herbert Samuel zou Hooge (en Wijze!) Commissaris worden over beiden. Haäretz is er natuurlijk vlak tegen. Doar Hajom is er wel voor. Mits de Emir de Balfour-declaratie erkent, zooals die is uitgelegd door den minister Churchill in zijn Statement van verleden zomer. Eén jaar voorbij. Het is weder heet en weder politiek. Verleden jaar werd het Statement beschouwd als een nekslag en een kaakslag voor het ware Zionisme. De ‘Jewish Chronicle’ heeft dr Weizmann altijd fel verweten, dat hij het Statement heeft aangenomen. Met vreugde heeft de ‘Chronicle’ onlangs vermeld, dat dr. Weizmann bij de Engelsche regeering heeft betoogd, dat het Statement den Zionistischen arbeid in Palestina belemmert. Hitte en politiek. Want hier en elders in vergaderingen heeft dr. Weizmann verklaard, dat het Statement den Palestina-arbeid heelemaal niet belemmert en dat men gerust geld geven kan. Intusschen heeft de Engelsche regeering officieel tegengesproken, dat er thans nog plannen bestaan den Emir ook Emir te maken over onze Palestinensische meubeltjes. Daarentegen hooren wij weder veel meer over een groote Aziatische Arabische Federatie. Hedjaz, Mesopotamië en Transjordanië. En Syrië? Palestina? Wij hooren, dat Palestina politiek buiten de Federatie blijven zal. Economisch en moreel zal het er een deel van uitmaken. Wat beteekent dat in deze moordzuchtige hitte? Heel eenvoudig, zegt Doar Hajom: ‘het beteekent, dat de Emir Pinhas Ruttenberg alle wateren van Voor-Azië in zijn zak steekt.’ Wij wachten het af. De onderhandelaar van den koning Hussein van Mekka is uit Londen naar hier teruggekeerd. Hij heeft in Egypte gesproken met afgevaardigden van de Palestinensische Arabieren. En Doar Hajom is alwéér gelukkig te kunnen mededeelen, dat de Palestinensische extremisten niet tevreden zijn. Dat belooft wat. Onze Hollandsche vriend heeft mij bezworen, dat hij en zijn meubeltjes Hollanders blijven. | |
III.En de hitte en de politiek in de Zionistische Organisatie? Toen dr. Weizmann naar Amerika ging, verzekerde Doar Hajom, dat de vrede met de Brandeisisten nabij was en dat Louis Marshall en Rechter Mack bereid waren een plaats in de Jewish Agency te aanvaarden. Thans komt er een telegram uit Amerika, dat dr Weizmann officieel al deze berichten tegenspreekt. Beteekent dit, dat het politieke doel van Weizmanns zending is mislukt? En het geld? De cijfers zijn groot. Twee millioen dollars. En elken dag worden de cijfers grooter. En hier? Is het bewijs, dat de pudding goed is, niet het salaris van de onderwijzers? Welnu, de onderwijzers in de Zionistische scholen zijn zeven maanden achter. De medische afdeeling ‘Hadassah’ beperkt haar werk al meer en meer. Haar ambtenaren zijn vier maanden salaris achterop. Voor een deel is dit systeem. Het tegenwoordige geslacht moet lijden voor de toekomst. Er wordt wel nieuw land gekocht, al is 't niet veel. De immigratie moet worden gaande gehouden uit politieke gronden. En wie eenmaal hier is, moet maar zien, dat hij zich er door slaat. Bovendien moeten de Palestinensers zelf maar meer gaan betalen voor de scholen en voor de medische hulp. Palestina is een van de weinige landen, dat niet bijdraagt voor het Keren Hayesod.Ga naar voetnoot1) Haäretz vraagt of die twee millioen dollar wel bestaan? En Hator, het Mizrachistische Weekblad, beweert, dat er wel geld is. Maar dat de leiders het bewaren voor het volgende jaar. Er moet trouwens wel geld zijn. Wij hebben hier onlangs eenen nieuwen hoofdidealist uit Londen gekregen. Hij heeft een maandsalaris van honderd twintig Pond. Een contract voor vijf jaar. En daarna een verzekerd pensioen. En de Universiteit? Van de opening der litteraire faculteit hooren wij nu weder niets. Wij zullen een avond gaan slapen. En als wij wakker worden is de oude heer David professor. Voorloopig is er een heer gekomen uit Halle, die de wis- en natuurkundige faculteit openen zal. Hij is al begonnen met voorlezingen. In het Duitsch! ‘Eh’, vraagt een onbescheiden weekblad grimmig: ‘in het Duitsch? Hebben wij daarvoor den taalstrijd tegen den Hilfsverein gevoerd?’ Ja, Hebreeuwsch is een moeilijke taal. Eenige weken geleden heeft de Zionistische Wereldorganisatie in een proces een Joodschen advocaat gezonden, die voor een Joodschen rechter tegenover een Joodsche wederpartij Londensch heeft gesproken, omdat Hebreeuwsch zoo moeilijk is. | |
IV.Het is héél heet. En daarom blijft de Zionistische Volksraad, die drie jaar geleden is gekozen voor twee jaar, maar rustig zitten. De regering blijft den Volksraad erkennen. Politiek. Als de regeering plotseling weigerde den Volksraad te erkennen, zou zij het Joodsche nationalisme juist aanwakkeren. Nu dooft het gezag van den Volksraad langzaam uit. Zoo gaat het ook met den Zionistischen Stadsraad der Jeruzalemsche Joden, die gekozen is voor twee jaar, en reeds langer zit dan vier. Tel Aviv is eene burgerlijke gemeente geworden, waarbij zich ook een aantal Joodsche buurten van Jaffa hebben aangesloten. De bevolking bedraagt ongeveer dertien duizend. Verschillende Joodse buurten eischen een wettelijk verbod tegen Sabbath-schending in het openbaar. Daar men het hierover niet kon eens worden, zijn de verkiezingen uitgesteld. En de burgemeester gaat naar Amerika. | |
V.Omdat het zoo heet is en zoo politiek, spreekt de Regeering niet meer over de verkiezingen voor het nieuwe wetgevende College, die door de Arabieren zijn geboycot. Ook de sjeikh van Aboe Kisk zit nog altijd gevangen. De nieuwe staatssecretaris Sir Gilbert Clayton heeft verklaard, dat hij het Churchill Statement beschouwt als den grondslag van de Engelsche politiek in Palestina. Wij ook. Af en toe hoort men iets van twisten tusschen de pro-Zionistische en anti-Zionistische Arabieren. Maar het is eigenlijk niet duidelijk, wie die pro-Zionistische Arabieren zijn. De Regeering wilde een aantal anti-Zionistische Arabieren uit Nabloes (Sechem) vervolgen wegens bedreiging tegen deelneming aan de geboycotte verkiezingen. De Arabieren hebben daarover een groot gerucht gemaakt. En daar is het bij gebleven. Van bepaalde veranderingen in de verhouding tusschen Joden en Arabieren merkt men niet veel. Noch ten goede. Noch ten kwade. | |
VI.De immigratie gaat door. Met ruim achthonderd per maand volgens de officieele cijfers en elfhonderd volgens de Jewish Chronicle. Hoeveel er teruggaan weet eigenlijk niemand. En waar al die menschen werk vinden al evenmin. Er moet een groote werkloosheid zijn. Men brengt de menschen maar hierheen en dan moeten zij er zich maar doorslaan. Den laatsten tijd merkt men weder iets meer van bolsjewieksche elementen. Zij spreken Jiddisch. Zij verspreiden booze proclamaties en worden gearresteerd op 1 Mei. Met de industrie gaat het nog niet. Er wordt nu veel propaganda gemaakt voor het gebruik van landsproducten. Maar wat helpt dat als het zoo duur is en zoo heet? Het leven is hier oppervlakkig en lichtzinnig. Er is geen geld voor de scholen. Maar ieder oogenblik lezen van wij van meerdaagsche en zelfs meerweeksche schoolreizen. De kinderen moeten alles zien en alles meemaken. Ze jagen de ouders. Men moet de toiletten zien, die des Zaterdags uit kleine, arme huisjes te voorschijn komen. Bioscoop. Opera. Operette. Worstelwedstrijden. Jeruzalem. Een aantal werkgevers hebben zich bij Oessiskin beklaagd over de stelselmatige ruïne van het privaatbedrijf door socialistische arbeiders-organisaties samen met een aantal Zionistische hoofdambtenaren. Zij wilden zelfs een telegram sturen naar Amerika. Maar dat heeft Oessiskin hun nu toch uit het hoofd gepraat. En de arbeiders kunnen weder doorgaan. | |
VII.Mrs Philip Snowden is nog in het land. Toch zal het niet regenen voor het najaar. De eerste Mei is voorbijgegaan in een geslagen hitte. Ook de drie en dertigste van den Omer. Overal worden dan door de Joden vuren ontstoken. Er worden groote bedevaarten gehouden naar het graf van Simon den Rechtvaardigen te Jeruzalem. Van R. Meïr, den Heer der Wonderen te Tiberias en van R. Simon den Zoon van Jochja te Meran bij Safed. Duizenden gaan. Ook de Hooge Commissaris. En daarvoor heeft iedereen geld. Zoogoed als de arbeiders geld hebben om 1 Mei niet te werken. De post is goedhartig in deze heete lentedagen. Hij brengt een brief met vijf liefdadige Engelsche ponden van eenen heer, die (volkomen ten onrechte!) beweert, dat hij onze Hollandsche koeien niet acht. En eenen tweeden brief van een goeden bekende, die kleeren zendt voor het oude vrouwtje Rosenfeld. Dat troost ons over het dreigende watergebrek. Gemiddeld moet hier per jaar vallen 65 c.M. regen. Er zijn jaren van 80 c.M. Maar dit jaar is heel mager met nog geen vijftig. |