Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Wat is het, dat te Jeruzalem honderd zestig voor één cent kost? De hartslag van eenen zieke, die in het Ziekenhuis ‘De Poorten der Gerechtigheid’Ga naar voetnoot*) het Leven wacht of den Dood. Wij hebben het gisteren uitgerekend. Er zijn dure maanden. En er zijn goedkoope maanden. De winter is hier duur en koud. Er zijn ook dure zieken en goedkoope zieken. Duur is de kleine Berl, die al van zijn geboorte af in een ziekenbedje ligt. Met een eigen zuster voor den dag, en een eigen zuster voor den nacht. En als hij beter wordt? Een zwak, bloedloos, verkromd leventje. Maar God wil het zoo. Duur is ook de kleine Ben-Zion, die maar heen en weder wankelt tusschen zijn weeshuis en dit ziekenhuis. Goedkoop is... Wij hebben het gisteren uitgerekend. Gemiddeld kost een verpleegdag het ziekenhuis zeven gulden twintig. En een hart, rustig of onrustig, duur of goedkoop, gemiddeld gerekend op tachtig slagen per minuut, kosten elke honderdzestig hartslagen van elken zieke het ziekenhuis één Hollandsche cent. God heeft de wereld geschapen! | |
II.De eerste pogingen om te komen tot den bouw van een vroom, Joodsch ziekenhuis te Jeruzalem, dagteekenen reeds uit het jaar 1873. Tot de onderteekenaars van den eersten oproep behoorde de bekende Amsterdamsche philanthroop R. Akiba Lehren. In de voorhal van het ziekenhuis is een gedenksteen voor R. Akiba aangebracht en zijn sterfdag wordt in de kleine synagoge van het ziekenhuis nog steeds herdacht. Het heeft bijna dertig jaren geduurd vóór al het geld, dat voor den opbouw noodig was, bijeen was gebracht. Het oudste legaat voor het Ziekenhuis is eveneens een Hollandsch legaat. Van wijlen den heer M. Abrahamson uit Amersfoort, drie en veertig jaar geleden. Boven de deur van een der groote vrouwenzalen is een gedenksteen aangebracht. Het is de groote vrouwenzaal waar Lea van Miss Landau, over wier bruiloft ik u vroeger heb geschreven, het leven heeft gegeven aan haar eerste. Een jongetje. Héél klein en héél zwak. Maar dat het er toch, met Gods hulp, wel doorhalen zal. Ruim twintig jaar geleden is het zieken huis geopend. Het stond onder de leiding van de Hollandsch-Duitsche Palestina directie te Amsterdam en Frankfort aan de Main. Het was bedeeld als een hospitaal voor de armen van Jeruzalem, eerlijk zonder onderscheid van ras en geloof. Maar strikt Joodsch gevoerd. Door contributies, giften en legaten uit Holland en Duitschland heeft men het ziekenhuis al die jaren gevoerd. Sinds de bezetting van Jeruzalem door de Engelschen staat het Huis onder de hoede van de Amsterdamsche Pekidiem en Amarcaliem. | |
III.Het is te begrijpen, dat de geldelijke toestand van het ziekenhuis moeilijk is. Het Duitsche geld waardeloos. En de mooie, gave Hollandsche gulden komt maar héél schraal in. En toch vertegenwoordigt één enkele gulden zestien duizend slagen van een hart. Als de Hollandsche guldens dit lezen zullen zij zich misschien schamen en zij zullen voor den dag komen uit diepe zakken en standvastige brandkasten. Zij zullen zich voorloopig aanmelden bij Pekidiem en Amarcaliem. Goedhartige, maar doodgierige menschen, die geen cent op zak hebben en kantoor houden: Rapenburger straat 179. Ook kunnen de berouwvolle guldens zich vervoegen bij alle Joodsche geestelijken, die zeker gaarne giften in ontvangst willen nemen. Ook bankpapier is welkom. Mits niet grooter dan duizend gulden. De eerste tijd na de bezetting heeft het Amerikaansche Relief Comité het Ziekenhuis geholpen. Mr. Van Vriesland, één van de vertegenwoordigers van het Relief, heeft het ziekenhuis bijgestaan, waar hij kon. Maar het Relief Comité heeft zich, wat Palestina betreft, meer en meer teruggetrokken. De Amerikaansche medische organisatie ‘Hadassah’ heeft het zelf te kwaad. Moet men nu het hospitaal sluiten? Honderd zestig voor één cent! | |
IV.Sinds de opening van deze Poorten is dokter Wallach de toegewijde directeur geweest. En de heer Jonas Marx heeft denzelfden tijd, meer dan twintig jaar, het hospitaal geheel belangeloos geadministreerd. Dat zegt wat! Verleden jaar, toen de Amerikaansche steun dreigde op te houden, is de heer Marx naar Amerika gegaan. Dat heeft toen tijdelijk geholpen. Maar nu is de steun weer opgezegd. En, (de guldens en centen begrijpen dit zeker wel), nu komt de heer Marx naar Holland. Wees nu lief en berouwvol en meldt u aan! Natuurlijk zal Jeruzalem zich op den duur zelf moeten helpen. Dat willen wij allen. Maar Jeruzalem is de Stad van de Wereld. Is er één stadsnaam zóó vol van emotie als deze naam.... Jeruzalem.... Jeruzalem. Gisteravond las ik het Woord: ‘Jeruzalem’ in een gedicht in ‘De Pelgrim met de Lier’ door ds. J. Jac. Thomson. En ik huiverde van ontzag. Duizenden en duizenden pelgrims hebben hier een leven geleid van armoede, liefde en vroomheid. Daardoor is het aantal armen hier veel grooter dan in eenige andere stad. En dit is het wonder van het leven: zóó arm en ziek kan een hart niet zijn, of het wil niet sterven. Al kosten ook honderdzestig slagen het ziekenhuis één Hollandschen cent. | |
IV.Neen, Hollandsche guldens en centen. Gij zult niet hardvochtig zijn. Gij zult niet toelaten, dat dit Ziekenhuis, gedeeltelijk eene Hollandsche stichting, gesloten wordt. Want wat zou dat beduiden? Het is het eenige Joodsche ziekenhuis te Jeruzalem, dat eene inrichting heeft voor besmettelijke ziekten. Zoo waakt het over de gansche stad. Want, guldens en centen, wanneer wegens geldgebrek een longlijder of een koortser niet kan werden opgenomen, dan is dat alleen erg voor hem. Maar wanneer een er aan besmettelijke ziekte geen opneming vindt, dat dreigt de gansche stad. Van de woning-toestanden in de oude stad Jeruzalem heeft een fatsoenlijke Hollandsche gulden geen gedachte. Dat maakt de verpleging in huis onmogelijk. Woningen met één kamer zijn hier zéér gewoon. De geboorte van een kind in een gezin met grootere kinderen, wordt heel bezwaarlijk. En toch neemt het ziekenhuis al sinds geruimen tijd wegens geldgebrek geen arme kraamvrouwen meer op, behalve in geval van zeer gevaarlijke ziekten. Zooveel mogelijk worden de plaatsen afgestaan aan betalende patiënten. Ofschoon het Huis daarvoor niet gebouwd is. | |
VI.En wat zou er met Samoecha moeten gebeuren, wanneer het Ziekenhuis gesloten werd? Bedenk dat eens, o, Hollandsche gulden, en gij, Hollandsche cent. Samoecha is het kleine meisje, die in het ziekenhuis is geboren. Haar moeder is in het ziekenhuis gestorven. En haar vader is verdwenen. Toen is dokter Wallach barmhartig geweest. Het was oorlog. Er waren geen weeshuizen en zeker niet voor zoo een heel klein meisje. De dokter heeft haar in het ziekenhuis gelaten. Zij is nu zes jaar. Zij zegt ‘Mamma’ tegen de hoofdverpleegster en als er een plaats open komt in het meisjesweeshuis gaat zij daarheen. Weet gij wel, Hollandsche gulden, dat de kleine Samoecha eenmaal ook een kapitalist is geweest? Een bezoeker heeft een kapitaal van vijfhonderd Mark voor haar gegeven, kort na de geboorte. Het moest eenmaal dienen voor een bruidschat. Vijfhonderd mark, dat waren toen guldens. Nu zijn het centen. Samoecha weet het niet. Zij weet alleen, dat men moet eten als men honger heeft. Dat men zindelijk moet zijn, wanneer men zes jaren gepasseerd is. Dat men ‘mamma’ niet mag vragen om een halven piaster. Maar wij weten het. Wij weten, dat het kloppende, kleine hartje van Samoecha geld kost. Natuurlijk minder dan het gemiddelde van een kloppend hart van een zieke. Maar toch centen op een dag. Guldens in een jaar. Hollandsche guldens, die het hart op de rechte plaats draagt, rechts richt u! En naar de Pekidiem op stap. Of wacht totdat heer Marx komt. | |
VII.Ongetwijfeld zullen de bezitters der mooie, gave, Hollandsche guldens wel eens willen weten, op welke wijze men het ziekenhuis nu steunen kan. In de eerste plaats kan men zich abonneeren op een kloppend hart. Zoo een abonnement kost, onverschillig of het zieke hart wat sneller klopt of wat langzamer: honderdzestig slagen voor een cent. Dit is dertig cent per uur. Men kan zich abonneeren voor een uur, voor een dag, voor een week. Een maand. Of een jaar. Blijft het kloppende hart onverhoopt binnen den abonnementstijd stilstaan, dan krijgt de abonné dadelijk, zonder eenige verdere kosten, een nieuw hart, dat voor hem klopt. Honderd zestig slagen voor één cent. Men kan ook een bed stichten op naam van iemand, dien men wenscht te eeren. Of een geheele zaal. Boven het bed of boven de zaaldeur wordt dan een gedenkbord aangebracht. Of men kan op zijnen verjaardag het ziekenhuis laten eten. Dat kost zestig Hollandsche guldens. Maar daarvan eten dan ook allen: Samoecha en Berl inbegrepen. De naam van den gullen gastheer wordt dien dag in alle ziekenhuizen opgehangen. Men kan dit ook doen bij wijze van rentegevende stichting. En op die manier gastheer zijn na zijn dood. De heer Marx, die een goedhartig man is, wil hieromtrent gaarne alle inlichtingen geven. | |
VIII.Ja, als de Hollandsche guldens eens hier konden komen en bijvoorbeeld het bezoekersboek van het hospitaal eens konden zien, dan zouden zij hier altijd bij ons willen blijven. En zij zouden altijd ons willen helpen. Het bezoekersboek: Arabisch, Turksch, Duitsch, Engelsch. Ook Hollanders. En allen vol lof. Voor den oorlog zijn de Hollanders zeldzaam. De heer Van Nierop uit Bussum. Dr. Joosten, uit Enschede. Mejuffrouw Goudsmit, toen Den Haag, thans Jeruzalem. Mevrouw Hoofiën uit Jaffa. Na den oorlog: mej. Hoofiën, mej. Davids, mr. Van Vriesland, S. van den Bergh, Rotterdam, Jonas de Vries, Amsterdam, M. Vieyra, wereldreiziger. Zij allen, zonder onderscheid van ras en geloof, zullen zeker het hospitaal gaarne aanbevelen in de belangstelling van de Hollandsche guldens. En de andere bezoekers: Davis Triesch, prof. Gottheil, David Wolffsohn, Jacob H. Schiff; prof. Baginsky, prof. Herbert Loewe; generaal Storrs, Lady Allenby, Sir Herbert Samuel, Norman Bentwich, prof. Pick, Lady Samuel, Sir Wyndham Deedes, zij allen en zooveel anderen hebben in het bezoekersboek woorden geschreven van de grootste waardeering. | |
IX.Hollandsche guldens: zonder onderscheid van ras en geloof, gelijk onze Hooge Commissaris het zegt, thans is het woord aan U! Zonder centen kan men geen winst maken. En zonder guldens kunnen geen harten kloppen. Indien gij niet wilt, dat de Poorten der Gerechtigheid gesloten worden. Indien gij niet wilt, dat de arme zieken op straat komen. Indien gij niet wilt, dat Samoecha geen boterham meer krijgt en Berl geen bekertje melk. Indien gij, Hollandsche guldens, die de roem zijt van de Hollandsche natie op alle wereldzeeën, uw goede hart nu toonen wilt: luistert dan naar de woorden van mijn vulpen. Richt u en meldt u aan bij de adressen, die ik u boven gegeven heb. Jeruzalem zal eenmaal zeker een welvarende, onafhankelijke stad worden. Dan zullen wij uw hulp niet meer noodig hebben. Maar wij zullen u altijd dankbaar gedenken, o, hooggeachte Hollander, indien gij ons nu over de kwade tijden heenhelpen wilt. Vergeet het niet: honderd centen voor één gulden. Honderzestig slagen voor één cent. |
|