Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Zachtjes aan. Dan breken de postzegels niet. De vijfde verjaardag van de Balfour-declaratie is voorbij. Dit jaar viel hij samen met den verjaardag van de geboorte van Mohammed. Niet alle jaren. Want Mohammeds geboortedag wordt volgens het Maanjaar herdacht, wat ieder jaar een verschil geeft van tien dagen. Maar dit jaar. Twee gevaarlijke verjaringen samen. En toch rustig gebleven. Met wat spanning. Met wat politie. Met wat winkels gesloten. Maar wie daarop let is een verrader, aan wien noch Balfour noch Mohammed besteed zijn. Wij hebben nu ook weer nieuwe postzegels gekregen. Het zijn nog altijd hulpzegels van het Egyptische Expeditiecorps. Maar nieuwe waarden zijn ingevoegd. Van andere is de kleur veranderd. Wij zijn héél tevreden. | |
II.Of 't rustig is? Waarom zou de onrust niet rustig blijven tot de Lente? Maar waarom eigenlijk wel? Palestina alleen zal niet zoo gauw in gewapenden opstand komen tegen Engeland. Maar als de Fransche frank zóó dalen blijft ? gisteren waren er twee-en-zeventig in een Engelsch Pond ? kan Frankrijk dan nog een dure bezetting in Syrië handhaven? En als Syrië eenmaal half Turksch is, half vrij, dan volgt Palestina. Wie weet, welke verjaardagen en welke postzegels er zullen zijn, het volgende jaar. Het schijnt min of meer te broeien in Beth Shan, het oude Beisan, waar de Arabieren juist zoo mooie opgravingen hebben gedaan. Volgens den onwetenschappelijken medewerker van Doar Hajom hebben zij niets minder gevonden dan het graf van eenen bloedverwant van Herodes, die indertijd op Herodes' bevel den kindermoord van Bethlehem heeft volbracht. Als Abdoellah Effendi toen gouverneur van Bethlehem was geweest, zou 't niet gebeurd zijn. Gelukkig, dat het verjaard is. Het is trouwens niet zeker, wiens graf het is. Wanneer David Yellin terug komt, zullen zij het weten. | |
III.Er is trouwens genoeg te doen. De naturalisatie is voorbij. Hoeveel Joden zich hebben laten Palestiniseeren, is nog niet officieel bekend. Maar 't is ten slotte nogal medegevallen. Voor Jaffa en Tel-Aviv spreekt men van 15, ja van 18 duizend. Haïfa heeft 2022 genaturaliseerden, vertegenwoordigend 3618 zielen. De meesten zijn dus blijkbaar ongehuwden zonder kinderen. En dit is nu weer het mooie: nu alles voorbij is, blijkt het weer niet waar te zijn. Het schijnt, dat Sir Herbert Samuel met die naturalisatie op zijn snelst toch buiten zijn boekje is gegaan. Men heeft de genaturaliseerden wel eene verklaring laten teekenen, dat zij van ieder ander onderdaanschap afstand doen. Maar 't is niet waar. Men is gebleven wat men was. En de naturalisatie beteekent eigenlijk niet anders, dan dat men Palestinenser zou zijn, wanneer Sir Herbert binnen zijn boekje was gebleven. Wij hebben hier een Zwitsersch ingenieur, trouwens evenals de meeste Zwitsersche ingenieurs geboren de Minsk, Pinsk en Dwinsk. Hij had zóó gehoopt naar Zwitserland te kunnen reizen als Palestinenser. En nu is hij toch weder bezwaard met een Zwitserschen pas. Men zou er om in Palestina blijven. Maar daarvoor is die ingenieur, geboren te Warschau en te Odessa, nu toch weder te verstandig. | |
IV.Na de naturalisatie de volkstelling. De vraag is ook weer niet, hoe het is. Maar hoe men het voorstellen zal. Menig Arabiertje zal ongeteld blijven, omdat de Arabische volkstellers, minder nationalistisch, het niet de moeite waard zullen vinden, zoo groote, mooie paperassen in te vullen voor één enkelen Arabier. Maar de Joden hebben van de volkstelling een nationaal en heilig belang gemaakt. De gymnasiasten, onderwijzers, ambtenaren en chauffeurs zullen wel zorgen, dat niemand daar ongeteld blijft. Alle Joden zullen ook invullen, dat hun moedertaal Hebreeuwsch is. Ofschoon het aantal, dat werkelijk levend Hebreeuwsch spreekt, zeer beperkt is. Doar Hajom beklaagde zich er gisteren over, dat men in een concert, waar dè elite van het Joodsche Jeruzalem aanwezig was, alle talen hoorde, behalve Hebreeuwsch. Zóó gaat dat hier. Op het oogenblik dringen de arbeidersleiders bij de Regeering aan op meer immigratie. En zij betoogen, dat er zoo goed als geen werkloosheid is. Tegelijkertijd schrijft Doar Hajom (Haäretz bestaat niet meer!) dat Joodsche werkgevers geen Arabieren moeten gebruiken, omdat er zooveel Joodsche werkloozen zijn. En toch zijn wij gelukkig. | |
V.Maar zachtjes aan. Dan breken de postzegels niet. Naturalisatie. Volkstelling. En dan de verkiezingen voor het nieuwe Wetgevend College. De nationalistische Arabieren, die eerst besloten hadden niet aan de verkiezingen mede te doen, hebben nu besloten wel mede te doen. Zij hebben weder eene delegatie gezonden naar Lausanne, naar de Oostersche Vredesconferentie. Er wordt heel druk geconfereerd tusschen de Kemalisten en de Arabieren uit Syrië en Palestina. Men spreekt over een Turksch-Arabisch verbond. Over een Turksch mandaat over Palestina en Syrië. Wat willen Koning Feisal en de Emir Abdoellah? Van aanvallen op Joden hooren wij den laatsten tijd zoo goed als niets. Evenmin als van allerlei pogingen tot verbroedering. En dat is wellicht nog het beste stelsel. | |
VI.Er is natuurlijk de groote wereldpolitiek en de Engelsche politiek. Voor een piaster per nummer schikt Doar Hajom alles zóó, dat het Zionisme het middelpunt is van de geheele wereld. Waarom niet? Geschiedenis schrijven is stelselmatig onvolledig zijn. Wij lezen, dat de Zionist Ormsby Gore (een bekwaam man!) onder-secretaris voor koloniën is geworden. De koppige anti-Zionist Sir W. Joynson Hicks (een onbekwaam man!) is onder-secretaris voor den handel. Wij lezen de meeningen van Balfour. Zeer goed. Van Lloyd George: goed. Van Asquith: onvoldoende. Van Bonar Law: even voldoende. Wanneer de Engelschen nu maar zoo verstandig zijn, Doar Hajom te lezen, zullen zij precies weten, hoe zij stemmen moeten. In de Joodsche politiek is het stil. De zittingstijd van alle colleges: Deputatenvergadering, Volksraad, Stadsraad, is al lang om. Maar waarom zou men nieuwe verkiezingen houden? Het kost geld. En er komen maar quaesties van. | |
VII.En de opbouw van het land? De immigratie gaat sterker. Men hoop spoedig weder op duizend per maand te zijn. Niemand begrijpt goed waar al die menschen blijven. De meesten leven trouwens in armoede. Van groote industrie merkt men niets. En hoever Ruttenberg heen is met zijne groote en kleine plannen, weten we niet. Er zijn te Haïfa groote machines aangekomen. En Ruttenberg zelf is op reis. Er wordt telkens land gekocht. Er worden ook vele huizen gebouwd. Maar of de economische ondergrond gezond is en betrouwbaar? Zeker is, dat de Zionistische Organisatie geen geld heeft. De onderwijzers hebben het laatst salaris gehad over de maand Mei. De onderwijzers te Jaffa hebben een ultimatum gesteld. Binnen tien dagen moet het salaris over Juni betaald zijn in contanten. Voor de andere maanden moeten accepten worden gegeven. Zoo neen, dan gaan de Jaffasche onderwijzers in staking. De andere ambtenaren zijn natuurlijk ook achter met hun salaris. Het zal wel tot een schikking komen. | |
VIII.En de Universiteit? Voor het groote gebouw op den Olijfberg is natuurlijk geen geld. Maar men kan een voortreffelijke Universiteit hebben op een zolder. Dit heeft men hier ook begrepen. Natuurlijk gaat hier alles anders dan elders. Een vast plan is er niet. Een curatorium is er evenmin. Wie benoemt eigenlijk? Eerste rector van de Universiteit wordt natuurlijk David Yellin, een onderwijzer, die succes heeft gehad in de politiek. Niets is den kleinen man te groot! In ieder ander land zou zooiets onmogelijk zijn. Trouwens, er is hier ook wel eenig verzet. In Londen schijnt men professor Yellin toch niet te willen. Kan een van de Nederlandsche Oriëntalisten ons niet eens inlichten omtrent den wetenschappelijken arbeid van David Yellin? Voorloopig wil men alleen de litteraire faculteit openen. Als hoogleeraar wordt verder genoemd Ahad Haam, die zóó zwak is, dat hij bijna niet spreken kan. Voorts Ben Jehoedah, een man van diep in de zestig, ziekelijk. Dr. A.S. Yahudah, de Madridsche hoogleeraar, zou een goede kracht zijn. Maar als hij Yellin niet als rector accepteert, heeft hij geen kans. Het is eenvoudig een quaestie van eerzucht en hebzucht. In het buitenland zal men gaan werken met de Hebreeuwsche Universiteit. Dat trekt. Er zal hier iets bestaan, dat lijkt op een Universiteit als een kat op een tijger. Maar het hindert niet. Er zullen stipendia worden gegeven, leerstoelen worden gesticht, op naam van dierbare dooden en levenden. Een rijkgeworden Amerikaansche whiskey-koopman, die nu is drooggelegd, is al voorgegaan. | |
IX.Rondom. In Egypte is men verheugd, dat met verlof van Engeland, een Egyptische delegatie zal deelnemen aan de conferentie van Lausanne. Maar het verlof is weder ingetrokken. Lord Allenby maakt een reis naar Sinaï, dat bedreigd wordt door de Wahabis. Transjordanië is rustig. De Emir Abdoellah is nu wel gedwongen langer in Londen te blijven dan hij had gedacht. Hij houdt zich klaarblijkelijk buiten alle Zionisme en anti-Zionisme. Van ontmoetingen met dr. Weizmann hooren wij niets. De Emir heeft eene verklaring gepubliceerd, waarin men duidelijk lezen kan, dat hij noch Zionist is noch anti-Zionist. Of Zionist en anti-Zionist beide. Het zou ons verwonderen, wanneer de sympathieke Emir (ook dr. Weizmann is sympathiek) niet iets weet gedaan te krijgen van de sympathieke Engelsche Regeering. In Mesopotamië onrust. Er is daar een sterke partij, die noch Engeland, noch den koning Feisal wil. Zij willen vrijheid, desnoods een verbond met Turkije. En Syrië? Men spreekt voortdurend van een aftreden van den generaal Gouraud. Van een afstand van Noord-Syrië aan Turkije. Van een geheel nieuwen geest in de Fransche administratie. In afwachting een oproer in Beiroeth. Dooden en gewonden. Wat het worden zal? Het hangt af van de frank. En niet van Frankrijk. | |
X.Aan het einde van dit goedhartige schrijven een goed woord voor de buren. De zusters van de Charité, die hier een filiaal van Dante's hel houden. Zij doen, zonder onderscheid van ras en geloof iedere week mijn wasch. Ik breng en haal het waschgoed zelf in een mooi bruin handkoffertje. En ik kan verzekeren, dat er, behalve de veertien zusters, in het heele huis geen gaaf mensch is. Iedereen is daar lam, doof of blind, gebroken, gerepareerd. Alles. En wat willen nu de Zusters van de Charité? Een van de zusters is tuinman. Zij kweekt bloemen met behulp van vijf jongens, die samen zeven beenen en acht armen hebben. Deze tuinman vraagt of Hollandsche bloem- en zaadkweekers het Huis, dat gelijk alle Huizen te Jeruzalem in grooten nood verkeert, niet eens willen verheugen met bollen en zaad. Alles is goed: dahlia's, hyacinthen, asters, anjelieren, tulpen. Kortom, alles wat geurt en geen Amsterdamsche gracht is. Het adres is: Soeurs de la Charité, tusschen het postkantoor en het Mamilla-kerkhof. Als men mij een berichtje stuurt, zal ik zorgen, dat de zending goed aankomt. Men kan het ook zenden aan mijzelven. Dan bezorg ik het in de Hel van de buren, in het mooie, bruine handkoffertje voornoemd. |