Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Geen open brief. Maar een open antwoord. Omdat wellicht lezers er belang in zullen stellen. De brief:
‘Hier circuleert op het oogenblik een lijst van Pekidiem en Amarcaliem der Israël. Gemeenten in het Heilige Land, gevestigd te Amsterdam, met een opwekking tot het geven van ruime bijdragen ten behoeve dier instelling, welke geschetst word als eene ‘onontbeerlijk levenselement voor de Jeruzalemsche bevolking.’ ‘Over deze waardeering nu zijn, zooals ook u wel bekend zal zijn, de meeningen nogal uiteenlopend, terwijl zelfs beweerd wordt, dat families van oude tot ouder den steun dezer vereeniging hebben genoten en het daarbij zelfs tot een zekeren welstand hebben gebracht. ‘Wij zelf kunnen het niet genoegzaam beoordeelen en zijn daarom zoo vrij, mede op verzoek van eenige bevriende families alhier, en in de overtuiging, dat uw oordeel geheel objectief zal zijn, ons tot u wenden met de vraag of deze vereeniging alleszins den steun verdient, waarop zij beweert aanspraak te mogen maken en of u het werkelijk een levensbelang voor Jeruzalem acht, dat deze vereeniging blijft bestaan.’ | |
II.Het antwoord: Ja, ik acht het voor een gedeelte van de bevolking van Jeruzalem inderdaad een levensbelang, dat de Amsterdamsche Pekidiem hun werk zullen kunnen voortzetten en uitbreiden. De Pekidiem verdienen alleszins den steun, dien zij thans vragen. Wanneer men ouder wordt, gaat men gevoelen voor traditie en geschiedenis. De Amsterdamsche Pekidiem hebben hier een mooie, oude traditie. Zij hebben bijna honderd twintig jaren den naam van Holland en Amsterdam te Jeruzalem hoog gehouden. Zij zijn het oudste Palestina-instituut. Het zou een groot verlies zijn, wanneer Pekidiem hun werk moesten opgeven. Een groot gedeelte van hunne inkomsten ontvangen de Pekidiem uit Duitschland. Maar nu het Duitsche geld raapgoed is geworden, moeten zij een beroep op Holland met het goede geld doen, teneinde over deze moeilijke tijden heen te komen. In den oorlog hebben de Pekidiem letterlijk honderden en honderden van den hongerdood gered. Men moet dat nu niet vergeten. Het budget is de laatste jaren telkens en telkens ingekrompen. Toch wordt er, met benepen middelen, nog veel gedaan. | |
III.Er zijn de scholen. Mooie, vrome leerscholen. Maar waar ook goed ongewijd onderricht wordt gegeven. Er is een Talmoedschool voor Aschkenasiem. Een school voor Jemenitische kinderen is wegens geldgebrek gesloten. En de kinderen loopen nu in 't wilde weg rond. Ook de subsidies aan de scholen van de Boekhaarsche en Groesische gemeenten zijn wegens geldgebrek ingetrokken. Die scholen wankelen. Van de Regeering kregen de Pekidiem jaarlijks honderd vijf en twintig Pond subsidie. Maar de Regeering heeft geen geld. En deze subsidie wordt bedreigd. Van het mooie schoolwerk zal niet veel overblijven, wanneer er geen hulp komt. | |
IV.Onze lezer vraagt naar de Bedeeling, de zoogenaamde Chaloeka. Hij heeft daar kwaad van gehoord. Naar ik meen ten onrechte, voor zoover het de Pekidiem aangaat. Misschien zal ik later eens schrijven over de Chaloeka in het algemeen: zijn heiligheid en onheiligheid. De fouten, die gemaakt zijn enz. Bij de Pekidiem is daarvan geen sprake. Ongeveer vijftien jaar geleden is de arbeid van de Pekidiem hier hervormd. En is een vaste vertegenwoordiger gekomen, de Rabbijn J.B. Horovics. Ook die vaste vertegenwoordiging is wegens geldgebrek opgeheven. Er is nu een vertegenwoordiger voor juridische en sociale quaesties, die niets krijgt. En een klerk voor de administratie. Het doel van den Rabbijn Horovicz is altijd geweest: de giften zooveel mogelijk te beperken tot wetgeleerden, ouden en zwakken. En overigens zooveel mogelijk opbouwende liefdadigheid te beoefenen. Werkplaatsen te openen. Voorschotten geven. Leerlingen opleiden. Er bestaat nog een werkplaats voor de vervaardiging van souvenirs in hout en zilver. Eveneens voor het schrijven van wetsrollen enz. Maar het is alles wankel. Bovendien is de valuta hier hoog. En in Amerika kunnen de Jeruzalemsche wetsrollen niet concurreeren tegen de Heilige Wetsrollen uit landen met een lage valuta. Het Chaloekawerk van de Pekidiem verdient in geen enkel opricht blaam. Van een zekeren welstand, die daarmee zou kunnen worden bereikt, is geen sprake. Het is strikt beperkt tot geleerden, die zich geheel wijden aan de beoefening der wet, tot arme weduwen, zwakken en ouden. In het geheel nog bijna honderdvijftig zielen. En wie het niet langer noodig heeft, gaat van de lijst af. Geld wordt niet gegeven. Alleen meel. En wel voor een man en vrouw samen twee en een half rotel (1 rotel is ongeveer drie K.G.) tot een waarde van achttien piaster (1 piaster is twaalf cent). Een kind krijgt, naar gelang van zijn leeftijd, van een tot twee en een half K.G. Dat is de fameuze Chaloeka. | |
V.De Pekidiem beheeren ook de zoogenaamde Duitsche Plaats. Veertig woningen voor wetgeleerden, armen en pelgrims, gelegen op den Zionsheuvel. De huizen zijn uit verschillende liefdadige fondsen gebouwd. Er is een synagoge. Er is nog de atmosfeer, waarin een gedeelte van de lieve, Joodsche, bevolking van Jeruzalem leven kan. Als de lezer, die mij geschreven heeft, de Duitsche Plaats eens kon zien. Als de anders lezers eens konden zien, Maar de Plaats raakt in verval. Zelfs het weinige geld, dat voor onderhoud en herstel noodig is, wordt niet meer gegeven. Van de zindelijke, goed onderhouden Duitsche Plaats is altijd een goede, opvoedende, invloed uitgegaan. Maar een vervallen, vervuilde plaats, is een slechte school. De kinderen worden er wild. Hun eerbied gaat verloren. Zij krijgen niet meer het beste, wat een jeugd ons geven kan: herinneringen, waarvan wij nog jaren bestaan. Eén enkele, slechte, geur, een vervallen, onzuivere plaats, kunnen ons nog jaren kwellen. | |
VI.En er is het vrouwtje Rosenfeld. Och, het oude vrouwtje Rosenfeld. Zij woont in een heel klein huisje van de Plaats. Zij zelf is zoo klein. Met haar gezichtje als een oud appeltje. Blozend, maar toch vol rimpeltjes geloopen. Haar kleine, bevende handjes. Zij zal den lezer, die mij geschreven heeft, geen hand geven. Zij zal ook den anderen lezers geen hand geven. Omdat zij een vroom vrouwtje is, dat heeren geen hand geeft. Maar weet gij wel, dat het oude vrouwtje Rosenfeld vroeger een rijk dametje is geweest, die door haren man op de handen werd gedragen, opdat zij hare voeten niet zou stooten aan een steen? Zij woonden in Hongarije. Toen zij oud werden, zijn zij naar Jeruzalem gaan wonen, vreedzaam en vroom. De man is gestorven. Hij heeft een stichting gemaakt voor de Duitsche Plaats en daaraan ontleent het oude vrouwtje het recht levenslang te wonen in haar huisje op de Plaats. Geld kreeg zij, tot de oorlog uitbrak, uit de zaak, die haar man had toebehoord. Toen was zij een rijk vrouwtje, dat nog gaarne liefdadigheid beoefende. Nu heeft zij in jaren geen goed Hongaarsch geld meer gezien. En zij zou in den vollen, mooien, zin des woords van den honger gestorven zijn, wanneer de vertegenwoordigers van de Pekidiem haar niet af en toe wat toestopten, als bijvoorbeeld, de prijs van 't meel wat medevalt een week. Strikt genomen mag dat niet eens. En ik moet den Pekidiem dus verzoeken dit over te slaan. Het oude vrouwtje Rosenfeld. Voor een paar dagen kwam ik haar tegen in de heete, wreede Jaffastraat. Zóó ver van huis? ‘Ja’, zeide zij bevend: ‘ik ben te eten gevraagd bij mijn vrienden Sachs... oude buren, maar zij wonen heel ver.’ Gij lezer, kunt dit vertalen zoo goed als ik: ‘sinds een paar dagen heb ik al niet gegeten... nu ben ik op weg om bij verre vrienden een maaltje eten op te doen. Maar ik kan niet meer. Het is zoo wreed en het is zoo gloeiend.’ En als er nu onder de lezers zijn, die... Laten ze het mij gerust sturen. Wij zijn allen eenmaal op de handen gedragen. En God alleen weet, hoe het einde onzer dagen zal zijn. | |
VII.Er is nog een werk van de allergrootste geestelijke beteekenis, dat door de Pekidiem financieel wordt gesteund. Misschien zouden de Pekidiem zelfs dat werk niet begonnen zijn in deze zware tijden. Maar 't is nu eenmaal aangevangen. Ik bedoel de Concordantie op de Mishna en den Talmud van den Rabbijn Kasovsky, waarover men mededeelingen kan vinden in de ‘Jewish Chronicle’ van 26 Mei bldz. 19. In weerwil van allerlei moeilijkheden is het achtste deel van de Mishna voltooid. Ieder deskundige zal begrijpen wat dat waard, is: een goede Concordantie op Mishna en Talmud. Maar iedereen zal ook begrijpen, hoeveel jaren en jaren zoo een werk duurt. Hebben Nederlandsche bibliotheken en geleerden zich dit kostelijk boek al aangeschaft? De uitgave wordt gesteund door een Commissie, waar Sir Herbert Samuël eere-voorzitter is en iemand anders secretaris. Er is ook wel geld voor de uitgave gegeven. Maar het blijft toch voor de Pekidiem een zware taak. | |
V.Een van de instellingen, die de Pekidiem in betere tijden gesteund hebben, is het hospitaal Schaare-Zedek: de Poorten der Gerechtigheid. Het hospitaal is een Duitsch-Hollandsche stichting. Maar het Duitsche geld is waardeloos geworden. En de Hollanders? Er is onlangs een actie voor het hospitaal in Holland geweest onder leiding van den heer S, van den Bergh te Rotterdam, die verleden jaar (waar blijft de tijd! waar blijft het geld!) het hospitaal heeft bezocht en er zeer mede was ingenomen. Maar er is meer noodig. En als men nu spreekt, van een levensbelang. Scholen zijn ten slotte geen levensbelang. Ja, wat wij het oude vrouwtje Rosenfeld toestoppen is ten slotte slechts een levensbelang voor haar en niet voor de geheele stad. Maar de Poorten der Gerechtigheid zijn een levensbelang voor de geheele stad en Gods geheele Land. Zij zijn het eenige Joodsche ziekenhuis, dat eene afdeeling heeft voor besmettelijke ziekten. In den oorlogstijd heeft het hospitaal meer dan tweeduizend patiënten met vlektyphus verpleegd. Ook nu zijn er nog telkens besmettelijke patiënten. Hoe de administrateur, de heer Jonas Marx, zijn hospitaal boven water houdt, is een raadsel. Amerika helpt met een deel. Maar 't is niet genoeg en ook slechts tijdelijk. Het in stand houden van dit hospitaal is inderdaad een levensbelang voor de stad. Laten de Hollanders dus hun Pekidiem en Amarcaliem niet in de steek laten. En het Hospitaal niet. En het oude vrouwtje Rosenfeld niet. Gelijk geschreven staat: Liefdadigheid redt van den Dood. |