Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Vele nette menschen zijn op des Konings verjaardag uitgenoodigd geweest op de receptie van den gouverneur in den Stadstuin. Maar die van Agoedath Israël waren er niet. 's Avonds stond dat in de Arabische courant. Er staat veel in de Arabische courant ‘Ziet ge wel’, schrijft zij, hoe partijdig de Regeering is? De niet-Zionistische Joden worden gewoon geboycot. Het is trouwens een Konings verjaardag met een staartje geweest. De Arabieren hebben geprotesteerd, tegen uitstel van de feestviering van Zaterdag tot Maandag ter wille van de Joden. Volgens het blad ‘Falestien’ heeft ook de Latijnsche Patriarch daartegen geprotesteerd en de consuls. Dit laatste zal wel niet waar zijn. | |
II.Er is een druk verkeer tusschen Palestina en Transjordanië den laatsten tijd. Vele nette menschen. Generaal Deedes is naar Amman gevlogen en Majoor Richmond, die hier de Arabische politiek voert, eveneens. Hoe staat het met de booze plannen van Ibn Saud, den Koning van Nejd? Generaal Riza Pasja el Rikaby, de Groot-Vizier van Transjordanië, heeft officieel tegengesproken, dat Transjordanië bedreigd wordt. Eveneens is het bericht onwaar, dat kolonel Philby, de Engelsche vertegenwoordiger in Transjordanië, door Ibn Saud is gevangen genomen. Het is ook onwaar, dat de Emir Abdoellah naar Jeruzalem is gekomen om Engelsche hulp te halen. De Fransche Regeering laat officieel tegenspreken, dat zij met den Emir van Nejd een verbond heeft gesloten tegen den Emir Abdoellah. En dat gelooven wij dan maar weer. 's Morgens komt ineens Generaal Riza Pasja in de stad. Groot en mooi in zijn uniform. Hij zal maar eenige uren blijven en hij rijdt dadelijk naar den Olijfberg. Politiek. Het zou natuurlijk niet passen den Pasja te vragen, waarvoor hij in de stad is gekomen. Wij kunnen dat trouwens hooren in de koffiehuizen zonder onderscheid van ras en geloof. De een zegt, dat de Pasja is gekomen om nog eens dringend hulp te vragen tegen Ibn Saud. De tweede zegt, dat de Emir geld noodig heeft. De derde zegt, dat het gaat over de ontginning van petroleumbronnen ten Oosten van de Doode Zee en in de Yarmuck-vallei. De Standard Oil Cy. beweert daarop rechten te hebben. De vierde zegt (er zijn vele koffiehuizen!) dat het gaat om de plannen van Peerjan Ruttenberg. De Transjordaansche Regeering wil ook een woordje medespreken in concessies betreffende den Jordaan en de Yarmuck. Maar wie zou den Pasja daarnaar durven vragen? Akram Bey, de zoon van Riza Pasja, is ook gekomen. Ik beloof hem nog eens de aandacht te vestigen op zijn Transjordaansche Landbouwschool. Hij wil daarvoor gaarne afbeeldingen hebben van modelboerderijen, van stallen, ontginningen enz. Benevens catalogussen van landbouwwerktuigen, planten, zaden enz. | |
III.Generaal Deedes vraagt ons op de thee. Vele nette menschen. Boven, naar den Olijfberg, in het groote Regeeringshuis, dat vroeger Duitsch bezit is geweest. Ditmaal zal de Arabische courant niet klagen. Want die van Agoedath Israël zijn uitgenoodigd. De drie van de Northcliffe-delegatie gaan. Het zal wel een van de laatste recepties zijn, die generaal Deedes, thans waarnemend Hooge Commissaris, ons geeft. Waarschijnlijk zal hij ontslag nemen, wanneer Sir Herbert is teruggekomen. Men zegt, dat Sir Wyndham in de politiek wil gaan. Labour Party. En specialiteit voor Oostersche zaken. Zijn heengaan wordt hier zeer betreurd. Vooral door de Zionisten. Hij heeft den naam zeer pro-Zionistisch te zijn. Bij vorige gelegenheden heette hij dr. Weizmanns candidaat voor het ambt van Hoogen Commissaris. Sommigen zeggen, dat Sir Wyndham den laatsten tijd min of meer teleurgesteld is in de Zionistische Organisatie. En wie zijn opvolger zal zijn? Generaal Storrs, de gouverneur van Jeruzalem? Maar wil hij niet liever de eerste zijn te Jeruzalem dan de tweede op den Olijfberg? En wat zouden zijn Zionistische doodsvrienden wel zeggen? Misschien wordt Sir Wyndham opgevolgd door generaal Clayton, die pas een hoog ambt heeft nedergelegd in Egypte. Maar vandaag rijden wij nog naar de receptie. Vele nette menschen. Van wagentjes en auto's is de wijde weg die slingert, vol. De zomer is weder almachtig. Het land breekt bruin verbrand onder den blauwen hemel, zonder wit. Wij hebben de mooie auto gekregen, die de Emir Abdoellah hier heeft voor zijn vrienden en kennissen. En wij snellen door een waaienden wind. Men moet niet treurig zijn om de dwaze auto's op Gods groote wegen rondom Jeruzalem. Het leven gaat. Ruttenberg. De Jordaan. Hoe draait hij onder de brug bij Jericho door. Maar hij zal geklemd en getemd worden door een bazig heer. Ook het slootje van de Doode Zee zal wel spoedig in het bedrijf komen. Nu ligt het nog ver beneden, stil, achter deze heete witte bergen. En wie weet, hoe rijk deze bergen zijn. Auto. Auto, auto. De mooie paarden worden al zeldzaam in Jeruzalem. | |
IV.De groote binnenhof van het Duitsche Huis. Er is dadelijk de sfeer van alle nette menschen. En de politiek. Dit zijn de drie van de Northcliffe-delegatie. Daar in het midden zitten de Zionisten Oessiskin, Ettinger, Ben Jehoedah, Van Vriesland, juffrouw Berger, die alle weezen onder hare vleugelen heeft en juffrouw Szold, die wij allen achten, zonder onderscheid van ras en geloof. David Effendi Yellin, Joessoef Effendi Mejuhaz en de Rabbijn Kuk. Er is de Grieksche Patriarch en de Armeensche Patriarch, de Abessinische bisschop, de Syrische bisschop. Er zijn de consuls. Er is de muziek. Een bonte, bescheiden muziek, waarmede de wind speelt. Een groote bende van kleine, zwarte vogels vliegt over ons heen weg. Sir Wyndham spreekt zijn gasten aan. Eerlijk, ieder correct. Norman Bentwich komt, altijd haastig. En het hoofd van onze politie, groot en goedig, onder wien het ook den dieven goed gaat. Bij de buffetten wordt het nu vol. Ben Jehoedah is een gesprek begonnen met Rabbijn Yungreis, den secretaris van de Ashkenasische Gemeente, over de noodzakelijkheid van vrede en eenheid. Wij hooren, dat tegenstanders van den Rabbijn Kuk een buitengewoon fel geschrift tegen hem hebben uitgegeven en dat de politie dat in beslag heeft genomen. Wij hooren... wij zeggen..., het ruischet... muziek, de avondwind komt op... vogels, vogels, vogels. Vele nette menschen. Wij rijden rustig terug met de auto van den Emir. Niet weenen. Niet droevig zijn. De Jordaan wordt geëlectrificeerd en er zullen weldra geen mooie Arabische paarden zijn te Jeruzalem, dat ook El-Kuds heet. | |
V.Rabbijn Yungreis heeft mij het protocol gegeven van de besprekingen tusschen Sir Herbert en een delegatie van Agoedath Israël te Londen. Het onderhoud heeft plaats gehad Dinsdag 30 Mei. Maar op verzoek van Sir Herbert is alles geheim gehouden tot hij het protocol had gezien en goedgekeurd. De delegatie bestond uit Mr. I. Landau en Harry Goodman, Londen, R. Lunzer, New York, Rabbijn J.B. Horovicz, Frankfort, dr. Pinhas Kohn te Weenen en Mr. Sally Guggenheim te Bazel. De twee quaesties waren weder: vertegenwoordiging van Agoedath Israël in de Jewish Agency en vrijheid van godsdienst voor de Aschkenasische Gemeente te Jeruzalem. Aangaande de Jewish Agency verklaarde Sir Herbert, dat het de wensch is van de Engelsche Regeering, dat dit zooveel mogelijk het geheele Joodsche Volk zal vertegenwoordigen. Dat is ook het verlangen van de Zionistische Organisatie. Deze verlangt volstrekt geen monopolie. Hoe de Agency zal worden samengesteld moet worden besproken tusschen de Engelsche autoriteiten en de Zionistische Organisatie. Er is geen twijfel of de orthodoxie zal behoorlijk worden vertegenwoordigd. Maar de Zionistische Organisatie is een groot lichaam, dat groote sommen voor Palestina heeft bijeengebracht. Het heeft de politiek geleid gedurende de laatste tientallen van jaren en de Zionistische idee gepropageerd. Ik kan op het oogenblik hierover niet meer zeggen. De Regeering en de Zionistische Organisatie moeten worden geraadpleegd. Ik kan geen bepaalde toezeggingen doen, maar mijn verlangen is, dat de Agency zoo representatief mogelijk zal zijn en zeker moet zij vertegenwoordigers bevatten van het orthodoxe Jodendom. Mijn eigen persoonlijk verlangen is, dat de orthodoxie meer zal doen voor Palestina en ik betreur het, dat sinds de poorten van het Land zijn geopend, de orthodoxe Joden niet meer in Palestina hebben gedaan. Ik hoop, dat Rabbijn Horovicz naar Palestina zal terugkeeren en zijn waardevol werk daar weder opnemen. | |
VI.'s Avonds komt Adil Effendi voor het avondeten. Alle dagen zijn heel heet te Jeruzalem. Maar alle avonden zijn heel koel. Soms koud. Met een winterhemel vol sterren. En een groote, doode maan. Onze hoofdschotel is vanavond een kip met wittebrood. Wij hebben ook olijven, harde eieren en mosterdrum. En ook een beetje goedhartig, blond, bier. Alle Muzelmannen drinken tegenwoordig bier. En hoevelen drinken niet whiskey, wijn of cognac! Van den dag is niets meer overgebleven. Er is de groote wind, die waait door den tuin. Alle ramen staan open, en ook de deur. Soms grijpt de wind het gouden lamplicht aan en speelt er mee. Na het avondeten zitten wij rustig samen en drinken van ons bier. Wij zeggen weinig. Gesprekken zijn des Westens. Het Oosten zwijgt en luistert naar de Eeuwigheid en naar den wind. Zijn het uren, die vergaan, of jaren? Wat heb ik gedaan vandaag, vraagt Adil met voorzichtige, bescheiden vragen. Ben ik tevreden? Wie waren op de thee bij generaal Deedes? Dan weder stil. Als wij zóó eens bleven tot morgen vroeg? Maar de oude Sroer komt door den tuin. Hij heeft zijn uitgangsavond gehad en hij is naar het koffiehuis bij de Damaskuspoort geweest. Hij heeft vier kopjes koffie gedronken, van een halven piaster het stuk. Morgen zal hij een shilling leenen. Voor heden maakt hij den avond uit. ‘Adil Effendi’, zegt hij tegen zijnen heer ‘ik ga naar boven, en ik sluit de deur.... ga ook naar boven... waarom zult ge mij straks wakker maken? Bier genoeg.’ En met deze woorden sluit onze Sroer een dag vol nette menschen. |