Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 300 Hyacinthus örientalis L.Ga naar margenoot+Om nu maar dadelijk met de hyacinth in huis te vallen. Een weledelzeergeleerde lezer heeft gevraagd, of ik hem geen bolletjes kon bezorgen van de hyacinthus örientalis L, de wilde hyacinth, die in Palestina moet voorkomen. Dinsmore en Post in hunne flora van Palestina vermelden de wilde hyacinth inderdaad. De vindplaats wordt zeer nauwkeurig aangegeven: in de kloven van bergen. Ga nu maar rustig aan het zoeken. Gij hebt den tijd van Februari tot April. Het is misschien gemakkelijker eens naar den heer Ephraïm Roubanovitz te gaan. Hij is onbetwistbaar de grootste der Joodsche plantkundigen in Palestina. En als de wilde hyacinth werkelijk in Eretz Israël groeit, dan kan dat niet zijn zonder dat de heer Ephraïm Roubanovitz daarvan afweet. Geen plant zou dat wagen, al was zij nog zoo wild. Inderdaad, de heer Roubanovitz kent deze hyacinth. Hij heeft haar zien bloeien tusschen Jeruzalem en Jericho. Hij zal de nauwkeurige vindplaats in zijn aanteekeningen opzoeken. En omstreeks Maart zal hij probeeren de bolletjes voor onzen weledelzeergeleerden lezer te vinden. | |
II.Ephraïm Roubanovitz is een van die Joodsche types uit een geslacht, dat voorbij gaat. Een veertiger. Geboren in het gouvernement van Poltawa. Zijn vader een bekend rabbijn. En hij vroom opgevoed. Een kleine Talmoedist. Gelijk zoovelen van zijnen tijd heeft Roubanovitz zich later van den orthodoxen Joodschen godsdienst afgewend. Maar hij beschouwt den Talmoed toch nog altijd als een zeer waardevol joodsch-nationaal bezit. De liefde van een jeugd gaat nooit verloren. De jongere immigranten uit Rusland hebben al voor een veel grooter gedeelte geheel geene goede Joodsche opvoeding gehad. Ofschoon men er nog velen onder vindt, die wel. Maar het geslacht, dat over twintig, vijf en twintig jaren komt, zal tegenover onze heilige schriften staan in een groote onwetendheid en zonder liefde. Roubanovitz, toen reeds met Palestina-plannen, studeerde te Nancy wis- en natuurkunde. Ongeveer vijftien jaren geleden vestigde hij zich in Palestina, als hoofd van de Ica-school te Petach-Tikvah. Maar bemerkend, hoeveel er nog aan zijn kennis ontbrak, keerde hij naar Europa terug en studeerde te Lausanne natuurlijke historie. Maar zijn hart wilde Palestina niet loslaten. Vóór den oorlog was hij leeraar aan het gymnasium te Jaffa. Toen Turkije zich bij de Centrale Mogendheden aansloot, moest hij als Russisch onderdaan het land verlaten. Maar hij wilde niet. Hij verborg zich hier. Verborg zich daar. Zwierf om en om. Dikwijls den eenen dag niet wetend hoe hij den anderen dag eten zou. Na den oorlog was hij leeraar aan de Kweekschool voor onderwijzers te Jeruzalem. Thans is hij regeerings-adviseur voor Botanische Zaken, en belast met het verzamelen van materiaal voor het botanische museum te Haïfa. Hij is lid van de Joodsche Deputatenvergadering voor de Arbeiderspartij. En hij is een van de Negentien Leden van het Joodsche Zelfverdedigingscorps, die met Jabotinsky te Akko gevangen zijn geweest. | |
III.Als wetenschappelijk schrijver heeft Roubanovitz groote verdiensten. Hij heeft talrjke plantennamen uit den Talmoed geïdentificeerd. Hij werkt aan een aanvulling en verbetering van het boek ‘Aramäische Pflanzennamen’ van den Hongaarschen Opperrabbijn Immanuel Löw, die door zijn proces zoo bekend is geworden. Hij werkt aan een botanische geographie van Palestina. Het aantal excursies, dat hij, samen met zijne geleerde vrouw, heeft gedaan, loopt in de duizenden. Het geheele land tot Rafa, el Arisch en Sinaï toe, te voet, te paard en te kameel. Alle wegen zijn in kaart gebracht en op die duizenden kaartjes, met aanteekeningen, zijn alle vindplaatsen aangegeven. In voorbereiding is een flora van Palestina, op de wijze van de ‘Flore pittoresque de la France’. Roubanovitz is een uitstekend kenner van het Palestinensische gesproken Arabisch met al zijn stads, fellachs, en bedoeïenische dialecten. Hij heeft een schat van gegevens verzameld over het gebruik, dat de Arabieren van hunne planten maken: talisman, voedsel, verfstof enz. Een kennis, die hem natuurlijk buitengewoon nuttig is bij het identificeeren van Talmoedische plantennamen. Hij heeft speciaal een onderzoek ingesteld naar de raadselachtige Dûdaïm, waarmede de moeder van Ruben en Issaschar de liefde van Jacob won, gelijk iedereen, die lezen en schrijven heeftgeleerd, kan vinden in Genesis XXX: 14-18. | |
IV.Hij heeft ook geschreven over de leliën des velds. Gelijk geschreven staat ‘Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen: zij arbeiden niet en spinnen niet’ (Mattheus VI: 28 en Lucas XII: 27). De Grieksche tekst heeft κρυνοί. Het spreekt vanzelf, dat die leliën des velds geen leliën zijn geweest. Want het spreekt van zelf, dat het nooit is, gelijk het geschreven staat. Stond er nu bijvoorbeeld: ‘aanmerkt de boterbloem des velds’, dan zou het zeker de moeite loonen te bewijzen, dat het zeker geen boterbloemen zijn geweest, maar bijvoorbeeld rozen, meidoorn of zelfs leliën. Maar nu er staat: ‘aanmerkt de leliën des velds’, nu loont het zeker de moeite te bewijzen, dat het geen leliën zijn geweest. En wat heeft men niet bewezen! Dat het gladeolussen zijn, of iris, of anemonen of cyclamen. Maar de heer Roubanowitz maakt zich sterk te bewijzen, dat de leliën des velds geen leliën waren en geen gladeolen, geen iris, geen anemoon en geen cyclamen. Maar doodgewoon een anthemis. En zoo hadden wij in onze jeugd dus moeten zingen: ‘Ziet de anthemissen des velds, Ziet hoe schóóóón zij bloeien....’ Maar ja, in hoeveel levens komt de rechte heer Roubanovitz niet te laat. | |
V.Roubanovitz is een geleerd man. Maar hij is vooral een practisch man. Hij wil de Joden weder terugbrengen naar de Natuur, waarvan wij zoo wreed vervreemd zijn. Men moet de planten niet bestudeeren uit boeken. Maar uit de natuur. Als leeraar heeft Roubanovitz bijna geen lessen gegeven in de school. Maar buiten. Excursies, altijd excursies. Sommige planten, die in één dag bloeien en vergaan, heeft hij met zijn leerlingen dikwijls van uur tot uur nagegaan. Het is met de plantkunde als met de aardrijkskunde. Wij leerden alle eilanden en alle zeeën van Europa op een rijtje. Maar wij kenden de mooie plekjes uit de buurt niet. Wij leerden, liefst uit boeken, allerlei namen van planten, die wij toch nooit zouden zien. Maar wij kenden niet het leven van de planten dicht bij huis. Zóó is het hier nog. Het onderwijs hier is te boeksch, te dor, te schoolsch. Natuurlijk kan men niet alle planten altijd in de volle natuur zien. Maar daaraan kan worden tegemoet gekomen door musea, in het groot en in het klein. Wat hangt er aan de wanden van de leslokalen bij wijze van versiering? Plantenplaten. Roubanovitz wil meer. Hij is buitengewoon bekwaam in het bewaren van planten. Zijn bewaarde planten zijn niet dood. Ze zijn niet gedroogd. Zij leven in een zachte, onbewogen natuur. Hij bewaart ze, in ondiepe lijsten gevat, achter glas. Hij heeft voor de Regeering honderden en honderden bewaarde planten gemaakt voor het centrale museum te Haïfa. Hij heeft in één lijst gerangschikt, een soort schilderij, alle planten, die bijvoorbeeld in een bepaalde maand rondom een bepaald dorp gevonden worden. In ieder dorp behoort een klein museum te zijn, dat op die wijze alle planten uit de omgeving bevat. En zulke ‘schilderijen’ moesten aan de wanden der schoollokalen hangen. Men moet ook den kinderen veel meer leren het nut en het gevaar van de verschillende planten. | |
VI.Roubanovitz komt overal het geheele land door. Het is moeilijk hem te vatten tusschen twee van zijn excursies in. Hij komt overal. En hij is altijd bereid iedereen van zijn kennis mede te deelen. Hij heeft hier een tentoonstelling georganiseerd van bewaarde planten, waarvan prof. Geddes getuigde, dat hij nooit zoo iets had gezien. En de alles-professor Geddes is eigenlijk plantkundige van zijn vak. In de wetenschappelijke genootschappen, waaraan Jeruzalem zoo rijk is, wordt Roubanovitz als een der beste sprekers beschouwd. Maar hij acht het volstrekt niet beneden zijn waardigheid ook eens te spreken voor een kleine verlaten Joodsche vestiging of kewoetsah ergens in Galilea verloren of tusschen Berscheba en Rehoboth, waar hij dan toevallig per ezeltje of per kameeltje langs rijdt. Op excursie. Ik heb hem eens hooren spreken op het dak van het Volkshuis over Arabische sterrenlegenden. Het laatst heeft hij nu zijn zorgen uitgestrekt tot de blinden. Over ons blindeninstituut heb ik u vroeger geschreven. Het is natuurlijk nog altijd in grooten nood. De heer Goldsmit heeft vroeger den blinden gymnastiekles gegeven. Het is natuurlijk een geduldwerk. Iedere stand moet iederen leerling apart worden ingestudeerd. Maar de voldoening is groot. Ten eerste is gymnastiek zeer gezond voor blinden, die altijd een neiging hebben tot slecht loopen. Maar vooral is het psychisch voor de blinden van groot belang, dat zij zich zooveel mogelijk gelijk gevoelen met de zienden. Dat wekt hen op. Toen de heer Roubanovitz de blinden zóó gelukkig met hun gymnastieklessen zag, kwam de gedachte in hem op, of hij hun niet lessen in de plantkunde geven kon. En daarin is hij zeer goed geslaagd. Hij heeft hun in de eerste plaats de planten geleerd, die in de Heilige Schrift genoemd worden. Hun vorm, geur, sap, smaak. Hij heeft hun geleerd, hoe de geur van de plant wisselt met het jaargetijde. Hoe er lentegeuren en zomergeuren zijn. Hoe sommige planten als de crocus gedurende korten tijd een bepaalden geur uitademen. Hier zijn veel geurende planten. In den fellen, drogen tijd beschermt de geur de bloemen als een fijn wolkje van dauw. Hij heeft ook de blinden meegenomen op excursie en hun de muziek der planten geleerd. Hoe de wind ruischt door het hooge wintergras. En hoe door de verschillende boomen. En hoe dat weder samenhangt met den vorm en met den stand van de bladeren. Zijn blinden zijn een begeerig en gevoelig publiek. | |
VII.Hyacinthus Orientalis L. Het is nu winter. En regentijd. Maar de winter is hier juist de tijd van leven. De bergen rondom Jeruzalem, waarvan de Heilige Psalmist spreekt, worden weder groen. Het regent ruim en de Jobsbron in het dal van Silouân stroomt over. Een gelukkig jaar. Over een maand begint het bloemenseizoen. Dan hopen wij naar de bergen te gaan tusschen Jericho en Jeruzalem, en hopen wij den weledelzeergeleerden lezer van dit blad zijn bolletjes van Hyacinthus Orientalis L. te kunnen zenden. |