Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendV.De Regeering. Over het algemeen is de verhouding tusschen de Joden en de Regeering slecht. De Engelschen en de Joden achten elkander niet en zij hebben elkander ook niet lief. Herhaaldelijk zijn Joden door Engelsche soldaten lastig gevallen, vooral des avonds, wanneer ook hier alle soldaatjes grauw zijn. Een jood heeft het in het Joodsch Nationaal Tehuis in menig opzicht veel benauwder dan in Holland. Het rapport van de Jaffa-commissie heeft hier veel kwaad bloed gezet. Ik heb er u over geschreven den 18den October. Mijn brief verscheen in de courant van 12 November. In Engeland zijn de Engelsche exemplaren eerst gepubliceerd den 8sten November. Een zóó partijdig, anti-Zionistisch verslag had niemand verwacht. Leonard Stein, de privaat-secretaris van Dr. Weizmann, die hier een paar maanden geleden is geweest, schrijft in de ‘Jewish Chronicle’ van 28 October een artikel: ‘De crisis in Palestina’. Hij schrijft: ‘Het rapport van de Haycraft Commissie, een bekwaam en onpartijdig college, waarvan het rapport respect zal afdwingen, is nog niet verschenen’. Een telegram van 8 November uit Londen aan de Doar Hajom zegt, dat het rapport daar een buitengewoon pijnlijken indruk op de Joden heeft gemaakt. Hier is men niet minder boos. De Zionistische Organisatie zal op het rapport antwoorden. In den Volksraad is tegen het partijdige rapport fel geprotesteerd. De Joodsche pers is woedend. De Arabische couranten juichen: Britsche rechtvaardigheid, een verstandig staatsstuk enz. De ‘Morning Post’ vindt het mooi, maar nog niet mooi genoeg. De Arabieren gaan nu weer antwoorden op het eerste jaarrapport van Sir Herbert Samuel aan de Engelsche Regeering. | |
VI.De Regeering doet trouwens wel alles om de Arabieren stil te houden. Er was in de Arabische pers beweerd, dat de Joodsche scholen overmatig groote subsidies kregen. En dat het departement van immigratie de Regeering veel geld kostte. De Regeering geeft nu cijfers, waaruit blijkt, dat de Regeering voor onderwijs aan Mohammedaansche kinderen uitgeeft 64.000 Pond, voor de Christenen 10.000 en voor de Joden 3500 Pond. Wat het departement van immigratie betreft: dit heeft eigen inkomsten, 5700 Pond van paspoorten en 2250 Pond van de belasting op elken immigrant, die landt. De uitgaven bedragen 6800 Pond, zoodat er bijna 1200 Pond overblijft, die in 's Lands kas vloeien. Haäretz is vooral over de laatste cijfers woedend. Een volwassen immigrant moet een Pond entree betalen. En de Regeering verdient daaraan. Allah is groot. Wij hebben de Regeering niet lief. | |
VII.Den laatsten tijd hebben verschillende departements-chefs de pers mededeelingen over hun departement gedaan. Het departement van Gezondheid. De Turken hadden Jeruzalem verlaten, vuil en omgeven door dorpen vol typhus en koorts. De watervoorziening was slecht. Men hoopt de Vijvers van Salomo tusschen Bethlehem en Hebron nu weder geschikt te gaan maken. Rioleering bestaat niet. Bij den bouw van nieuwe huizen wordt toegezien op waterleiding en afvoer. De markten zijn vuil en het voedsel is in onreinen staat. Er is een nieuw reizend hospitaal voor oogziekten. Een laboratorium voor malaria-bestrijding. Tusschen Cairo en Beiroet is maar één krankzinnigengesticht. Een Joodsch te Jeruzalem. Dat is niet voldoende. Men wil ook meer doen tegen de groote kindersterfte. Maar dat kost geld en er is geen geld. Men beschuldigt de ambtenaren van het departement van antisemietisme en van tegenwerking der Amerikaansche Zionistische Medische Organisatie ‘Hadassah’. Het Departement van Publieke Werken heeft eenen nieuwen chef, den Generaal Grant, maar geen geld. Het voornaamste werk is het herstel van de wegen: Jaffa-Jeruzalem; Afuleh-Nazareth; Tiberias-Semakh. Het Departement zorgt ook voor watervoorziening en verstrekt leeningen voor dat doel aan de dorpen. Het ontwerpt ook plannen voor openbare gebouwen, vooral hospitalen en scholen. Men hoopt mettertijd een net van tramwegen te spannen rondom Jeruzalem. Maar er is geen departement, dat wij zoo achten en zoo liefhebben als het Departement van Publieke Onveiligheid. De Directeur is tevreden. Wij zijn ook tevreden. En ook de dieven zijn tevreden. Er is een nieuwe opsporings-afdeeling bijgekomen. Er is een nieuwe politie-ordonnantie. Vele roovers zijn reeds gevangen. Vele roovers zullen nog gevangen worden. De nieuwe gendarmerie zal wonderen doen. Er zijn natuurlijk altijd en overal mopperaars. De Publieke Onveiligheid kost per jaar 320.000 Pond. Daarvoor kan men geen Land, ja, geen Stad hebben zonder moord en doodslag. Jeruzalem heeft zeventig politie-agenten. Dat is één op elke duizend inwoners. Men moet niet meer verlangen. De Regeering is groot. | |
VIII.En onze Arabische vrienden? Er is de Arabische quaestie. Iedereen heeft het over de Arabische quaestie: Dr. Weizmann, Sir Alfred Mond, Sir David Yellin, Ittamar ben Awi. Het lijkt soms alsof wij met al dat gepraat zelf de quaestie maken. Wij moeten de gewelddaden van de Arabieren hier en hun politieke tegenwerking in Europa en in Amerika eenvoudig aanvaarden als moeilijkheden bij den opbouw van Palestina. De Zionistische Commissie heeft hen eerst getergd met noodeloos bluffend optreden. Nu worden zij weder overmoedig gemaakt, doordat sommige onzer leiders hen gaan naloopen. Oessiskin heeft het heel goed gezegd in zijn interview in de ‘Jewish Chron.’ van 4 November: ‘Ik ben van meening, dat wij de Arabieren niet moeten irriteeren en bestrijden. Maar het is eenvoudig dwaasheid hen te vleien of ons aan hen te onderwerpen. Onze eenige politiek met betrekking tot de Arabieren is de opbouw van het land.’ | |
IX.En de Arabische anti-Zionistische delegaties te Londen? Zij zenden geregeld berichten naar Palestina, die door de Arabische pers worden gepubliceerd. Volgens die berichten gaat alles best. Maar er is geld noodig. De Delegatie heeft te Londen Lord Allenby bezocht. En mr. Norman Bentwich, onze Legal Secretary, heeft hen bezocht. De Delegatie heeft mr. Bentwich verzekerd, dat hij moet aftreden, omdat het Palestinensische Volk hem niet vertrouwt. Zij hebben een interview gegeven aan de ‘Jewish Chronicle’ van 28 October. Zij zijn niet anti-Joodsch, maar ze willen geen Joodschen Staat. De bedoeling van de democratische volksregeering is duidelijk: Joodsche immigratie beperken; geen concessies aan Joden; Hebreeuwsch geen officieele taal; moeilijke naturalisatie. | |
X.Haddad Pasja en de Palestinensische quaestie. Haddad Pasja is een Syriër, die vóór den oorlog in Egypte werkte. Hij is met de Engelschen hier gekomen. En was toen nog Haddad Bey, Arabisch adviseur van den Generaal Storrs. Later was hij in Europa vertegenwoordiger van Koning Hussein van Mekka en van den Emir Feisoel. In de afgeloopen maand is Haddad Pasja hier geweest te zamen met kolonel Lawrence. Ze zijn nu samen te Djedda, om vrede te regelen tusschen Koning Hussein en booze buren. Haddad Pasja heeft hier interviews gegeven en een lezing gehouden. Hij zeide, dat men niet moest aandringen op intrekking van de Balfour-declaratie. Dat kon Engeland niet doen. Zijn woord breken. Maar met interpretatie van de Balfour-declaratie was al heel wat te bereiken. Dat weten wij, sinds den derden Juni ook. De lezing van Haddad Pasja heeft onder de Palestinensers groote beweging veroorzaakt. De geheele pers tegen hem. Een protesttelegram aan Koning Hussein. En een telegram terug, dat deze woorden van Haddad Pasja geen officieele beteekenis hebben. Haddad Pasja heeft getracht zich in de pers te verdedigen. En de Emir Abdoellah heeft hem geholpen. Maar uit een: bericht uit Mekka maken wij op, dat de machtige en bekwame Pasja in ongenade is. | |
XI.Is een compromis tusschen de Joden en de Arabieren mogelijk? Ik houd het met Oessiskin: ‘niet vleien, niet vernederen, niet praten, maar werken’. Een compromis eischt opoffering van beide zijden. Wat kunnen wij hier in Palestina missen? En wat willen de Arabische extremisten inschikken? Ze vertrouwen, dat Engeland mettertijd de geheele Zionistische politiek zal opgeven als een mislukte proefneming. Misschien zijn er onder ons, die gelooven, dat wij de Arabieren kunnen overtuigen van de schoonheid van het Zionisme. Of dat het ook voor hen voordeelig zal zijn. Vele Joden willen de Arabieren half paaien, half misleiden, tot wij hier sterk genoeg zijn geworden. Jabotinsky, die overal is behalve in Palestina, heeft in eene vergadering te Manchester gezegd: ‘'t Is een fout, te denken, dat men de Arabieren voor den gek houden kan’. Die fout is door de Zionistische Commissie eenige jaren lang gemaakt. Men spreekt van samenwerking. En de joodsche couranten staan telkens vol ingezonden stukken tegen joodsche werkgevers, die werk geven aan Arabieren. ‘Awodah Zarah’ heet dat in het Hebreeuwsch. Het beteekent heel onschuldig: ‘Vreemde Arbeid’. Maar ook: ‘Afgodendienst’. Een woord met hatelijken klank. | |
XII.Is een compromis van Arabische zijde mogelijk? De Delegatie te Londen heeft geweigerd in overleg te treden met dr. Weizmann, omdat zij de Zionistische Organisatie niet beschouwen als eene, die iets met Palestina te maken heeft. Maar een dag of vier, vijf geleden, kregen de couranten een telegram uit Londen. Er was een maaltijd gehouden ter eere van de delegatie onder presidium van Lord Sydenham. En daar hadden de leden medegedeeld, dat zij door mr. Churchill waren uitgenoodigd tot een onderhoud en dat dr. Weizmann daarbij tegenwoordig zou zijn. Blijkbaar hebben ze die uitnoodiging aangenomen. Een later telegram zegt, dat de ontmoeting is uitgesteld wegens ziekte van Churchill. (Slot volgt). |