Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 285 Een maand voorbijGa naar margenoot+Het is meer dan een maand geleden, sinds ik u het laatst een feitelijk overzicht zond van hetgeen hier is gebeurd en niet gebeurd. Een maand voorbij. Uw oogen zijn misschien meer gericht op Washington dan op Jeruzalem. Maar voor ons is het alles en eeuwig: een smal strookje grond! Palestina. En een smal stukje stad, Jeruzalem. Er is veel gebeurd. Het Fransche en het Engelsche Parlement zijn geopend en weder gesloten. Onze parlementaire en onparlementaire vrienden en vijanden hebben zich niet onbetuigd gelaten. De onparlementaire, die trouwens dikwijls heel parlementair zijn: Generaal Smuts. Hij heeft aan eene delegatie van Zuid-Afrikaansche Zionisten verklaard, dat hij tijdens zijn verblijf te Londen op verzoek van dr. Weizmann uitvoerig heeft gesproken met den Minister Churchill over den toestand in Palestina. Het resultaat van dit gesprek was zeer gunstig. Speciale beloften zijn gegeven aangaande de toekomstige politiek inzake het Joodsch Nationaal Tehuis in Palestina. Er zullen belangrijke veranderingen worden gebracht in de regeering van Palestina. De toestand zal veel beter worden. Generaal Smuts heeft dit alles aan dr. Weizmann overgebracht. De Joden moeten nu zeer veel geld geven. Lof zij Allah! De Anglicaansche Bisschop van Jeruzalem mr. Mac Innes had den naam een vijand van het Zionisme te zijn. Den laatsten tijd had hij zich meer voor het Joodsche werk geïnteresseerd en Joodsche scholen en koloniën bezocht. Plotseling kwam er een telegram uit Londen, dat hij zich in eene vergadering van het Zendelingengenootschap toch weder tegen de Engelsche politiek in Palestina had verklaard. Na zijn terugkomst te Jeruzalem heeft hij eene mededeeling aan ‘Palestine Weekly’, gedaan, dat het telegram zijn rede niet goed heeft wedergegeven. De bisschop schrijft, dat hij zich kan vereenigen met Sir Herberts uitleg van de Balfour-declaratie in diens beroemde grafrede van den derden Juni. Wat dr. Weizmann's formule betreft ‘Palestina zóó Joodsch als Engeland Engelsch is’, dat noemt de bisschop een buitensporigen eisch, die niet te verwerkelijken is. Sir Alfred Mond. Ongetwijfeld een bekwaam man. Maar over het Palestina-vraagstuk spreekt en schrijft hij met een oppervlakkig optimisme. Misschien weet hij beter en onderschat hij zijn publiek. Bijvoorbeeld zijn bijdrage ‘Is Zionism Practicable’ in ‘The Quiver’ van October. Onze bladen hebben dat vertaald. Het artikel is eigenlijk meer pro-Engelsch dan pro-Zionistisch. Als Duitschland morgen eens het Mandaat over Palestina kreeg, wat zou Sir Alfred Mond dan doen? Een enkele zin: ‘Sir Herbert Samuel is er in geslaagd rondom zich te verzamelen een aantal mannen van administratieve bekwaamheid, die niet liever willen dan alles te doen, wat zij kunnen om de woorden van het Mandaat op sympathieke wijze te verwerkelijken’. Dit beeld van de Palestinensische administratie is volkomen strijdig met wat iedereen hier allen dag ervaart. Men ergert zich en zwijgt. | |
II.De Grieksche Patriarch is in groote moeilijkheden geraakt, doordat hij geen geld uit Rusland krijgt. Hij heeft schulden van meer dan een half millioen pond. Hij staat nu onder een soort van curateele van een regeerings-commissie. De Patriarch kan geen nieuwe schulden aangaan en geen goederen vervreemden. Een gedeelte van zijne bezittingen, zal door de commissie publiek worden verkocht. Onze vriendelijke vijanden beweren nu, dat de commissie de bezittingen verkoopt in perceelen, zóó groot dat geen particulier ze koopen kan. Zoodat de Zionistische Organisatie de eenige kooper is. De Regeering heeft verklaard, dat voor onrechtmatige bevoordeeling geen vrees behoeft te bestaan. Volgens de Land Transfer Ordinance moet in het algemeen elke transactie betreffende land, dat waarde heeft boven 3000 Pond, eerst door den Hoogen Commissaris worden goedgekeurd. Dit geldt ook voor de Landen van den Patriarch. Van aankoopen door Zionisten is nog niets bekend, al wordt er veel beweerd. In de Arabische pers is voorgesteld, dat een Arabische vereeniging zou worden gevormd voor aankoop van dit land. Maar ook daarvan hebben we nog niets gehoord. Een van onze andere vrienden, Sir W. Joynson Hicks, heeft in het Lagerhuis gevraagd naar de electrificatie-plannen van P. Ruttenberg. Heeft de Regeering reeds een concessie gegeven? Zijn andere mededingers ook gevraagd? Zullen alleen joodsche arbeiders worden gebruikt? Uit het Regeeringsantwoord blijkt, dat Ruttenberg zijn groote plannen nog niet heeft opgegeven. Hij heeft, in overleg met de Zionistische Organisatie, concessies gekregen voor de Jordaan, de Yarmuck en andere rivieren. Hij zal een groot aantal Palestinensers werk geven, zonder onderscheid van ras en geloof. Ook over de Arabische delegatie te Londen zijn vragen gesteld. Hoe staat het met de onderhandelingen? De Regeering maakt zich van de vragen (en van de antwoorden!) af, met te zeggen, dat deze delegatie geen officieele delegatie is. De Parlementen zijn gesloten. Gij kijkt naar Washington. Wij bidden voor het heil van Jeruzalem, alle dagen onzes levens. Een maand voorbij. | |
III.Hoe is de toestand? Het Congres te Karlsbad heeft den zaken een meer wettelijken vorm gegeven. Maar het wezen? En de groote vraag: hebben wij geld voor Palestina, behalve de twintig, dertig millioen noodig voor de irrigatie van Mesopotamië? Doar Hajom had eenen belangrijken brief uit Londen van Ittamar ben Awi, den Zoon van Ben Jehoedah: interview met dr. Weizmann en Sir Alfred Mond. Dr. Weizmann verklaart, dat hij de leiding met tegenzin weder heeft aanvaard. Hij wil zoo spoedig mogelijk naar Palestina komen voor goed, ook ter wille van zijne kinderen, die te veel verengelschen. Hij wil zich wijden aan zijn wetenschap en aan de Universiteit. Er moet vrede zijn met de volgelingen van Brandeis. Er is geld noodig voor den opbouw. Dat moet uit Amerika komen. Het zal heel mooi zijn, wanneer de andere landen het geld opbrengen voor de kosten van de administratie. De ‘Jewish Chronicle’ van 21 October publiceert eene brief van dr. Weizmann aan den nieuwen Amerikaanschen hoofdleider mr. S. Untermyer, gedateerd 10 Augustus, dus vóór het Congres. Dr. Weizmann geeft in dien brief te kennen, dat de Zionistische Organisatie als zoodanig slechts één doel heeft: Palestina. En niet het Nationalisme in de Diaspora, b.v. de minderheidsrechten van de Joden in de nieuwe staten van Europa. Al mogen natuurlijk Zionisten persoonlijk zich daarvoor ten zeerste interesseeren. Men ziet in dezen brief een poging om te komen tot vrede met de Brandeisisten, die men blijkbaar noodig heeft. Maar of de Brandeis-groep zich zal nederleggen bij den toestand, gelijk die door het Congres geschapen is, en waardoor alle macht in een schijnbaar-democratische organisatie in handen is van een klein groepje uit Minsk, Pinsk en Dwinsk. Dr. Weizmann heeft in Amerika beloofd, dat Oessiskin niet weder naar Palestina zou terugkeeren. Thans is hij weder hier met groote macht. Het is typisch, dat Oessiskin in een interview met de ‘Jewish Chronicle’ heeft verklaard: ‘Geen verandering kan in de Palestina-Executieve worden gebracht tot het volgende Congres.’ Amerika en Washington. De groote vergadering. Sokolov gaat niet naar den Paus. Hij is naar Amerika gegaan op één schip met Balfour. De Zionisten hebben hem op buitengewone wijze ontvangen. Balfour heeft in eene Zionistische vergadering gesproken en de Amerikaansche Joden tot de uiterste offervaardigheid aangespoord. Jabotinsky is in Amerika. De dichter Bialik gaat. Eveneens kolonel Patterson, onze onbesneden propagandist. Men hoopt op verzoening met de Brandeisisten en op onderteekening van het Palestina-mandaat. Dan beginnen de wonderen. | |
IV.Hier is veel veranderd en alles hetzelfde gebleven. De naam Zionistische Commissie bestaat niet meer, al is het naambordje nog aan de deur. De heeren heeten nu Palestina-Executieve. Menachem Pasha el Oessiskin is natuurlijk de voorzitter. Gij kunt een interview met hem vinden in de ‘Jewish Chronicle’ van 4 November. En als gij den achtsten dag van de maand Cheswan te Haïfa waart geweest, dan hadt gij hem daar kunnen zien (en hooren!) met dr. Arthur Effendi Ruppin. Menachem Pascha is optimistisch. Nu zijn ook wij optimistisch. Amerika zal het geld geven. En wij zullen het hier besteden. Landaankoop. Huizenbouw. Te Haïfa de eerste honderd. Er zal werk genoeg zijn voor alle immigranten. Dit jaar kan men dertigduizend immigranten plaatsen. Op het oogenblik is er weinig werk. Wij hooren van eene vergadering om middelen te beramen tegen de werkloosheid. De arbeiderspers zegt daarover niet veel, omdat men den indruk wil vestigen, dat hier nog gelegenheid is voor duizenden immigranten. De eenige, die veel geld moet hebben, is dr. Hilkovitz, die hier gekomen is, om de Universiteit te bouwen. Wij beginnen niet, zooals indertijd de Vrije Universiteit te Amsterdam, met de gemakkelijkste en goedkoopste faculteiten: rechten en letteren. Wij beginnen met een medische en chemische faculteit. De Amerikaansche geneesheeren geven het geld. Dr. Hilkovitz heeft in een interview verklaard, dat hij honderd duizenden dollars heeft. Of ponden. Maar dat is hetzelfde. In de lente zal men beginnen te bouwen. Duizenden Joodsche arbeiders zullen er werk vinden. In afwachting van de Universiteit klagen de onderwijzers. Hun salaris is veel te klein. En het wordt zeer onregelmatig uitbetaald. Ze hebben besloten na de wintervacantie te staken, wanneer hun positie dan nog niet mocht verbeterd zijn. Gelukkig kunnen zij in de lente dan werk vinden aan de Universiteit. En een slechte metselaar verdient ook hier meer dan een goed onderwijzer. |