Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 278 Onze zwarte broedersGa naar margenoot+Een paar jaar geleden heb ik u reeds iets over zwarte Joden geschreven. Het meest bekend zijn de Falaschen in Abessinië. Wij hebben hier ook Lobagola, volgens zijn beweren afkomstig van een Joodschen negerstam in de binnenlanden van Dahomey. Het gaat Lobagola best. Hij heeft zijn zwarte body met het blanke zieltje overgedaan aan de Engelsche zendelingen. ‘Een quaestie van brood en boter’, verzekert hij mij op den hoek van de Jaffastraat en de Jerichostraat. waar het Postkantoor is. Wijze woorden! Een schrijver uit Jeruzalem verzekert in de Jewish Chronicle van 30 September, dat de zendelingen hier te Jeruzalem ‘exceptionally successful’ zijn, vooral onder de jonge, werkelooze immigranten. De Falaschen. In Nederland zijn de Falaschen vooral bekend geworden door de onderzoekingen van dr. J. Faitlovitch. Deze heeft in verschillende landen, ook in Nederland, comité's opgericht, ten bate der noodlijdende Falaschen. Verleden jaar was dr. Faitlovitch hier, op weg naar Abessinië. Eenige dagen geleden is hij van zijn Falaschenreis hier weder aangekomen. Dr. Faitlovitch is nu een veertiger. Geboren te Lodz. Joodsche opvoeding in Talmoedscholen. Daarna studie in de Semietische talen te Parijs. Leermeesters: Dernburg, Oppert, Halévy. Zestien jaar geleden heeft hij zijn eerste reis naar Abessinië gemaakt. Het bestaan van de Falaschen was toen niet onbekend. Gedurende de tweede helft van de 19de eeuw was er meermalen over hen geschreven. Onder anderen door Halévy zelven. (1869). Maar niemand heeft hen zoo lang en zoo dikwijls bezocht als dr. Faitlovitch. Zijn arbeid is niet in de eerste plaats wetenschappelijk, maar propagandistisch. Hij wil belangstelling wekken voor de Falaschen en hun moeilijk lot. Van zijn eerste reis, in 1905, heeft dr. Faitlovitch eenen jongen Falasche, Jeremia, medegebracht, die in Europa en te Jeruzalem (bij den heer Goldsmit) is opgevoed en thans in Abessinië als onderwijzer werkzaam. Een tweede jongen, van de tweede reis medegebracht (1909) is dit jaar op de terugreis naar Abessinië overleden. Zijn derde reis heeft dr. Faitlovitch gemaakt in 1914, met behulp ook van het Hollandsche Falaschencomité. De laatste met behulp van het Amerikaansche Joint Distribution Committee. Hij heeft nu weder een paar kinderen medegebracht, die zoo mogelijk hier tot Hebreeuwsche onderwijzers huns volks zullen worden opgeleid. De heer Goldsmit zal zich waarschijnlijk met hun opvoeding belasten. | |
II.Wie zijn nu onze zwarte broeders in Abessinië? Semieten of bekeerde Hamieten? De Abessiniërs zijn een mengsel van beiden. De Falaschen zouden een meer Semitisch type toonen. Hun taal is echter Hamietisch. De Abessiniërs beweren af te stammen van eenen zoon van Koning Salomo en de Koningin van Saba. Die zoon heeft later zijnen vader te Jeruzalem bezocht en op de terugreis de Verbondsark met de Tafelen der Wet medegestolen. Historisch vaststaande berichten over de Abessinische Joden dateeren eerst uit de tiende eeuw. Waarschijnlijk zijn zij nauw verwant geweest met de Joden in de Zuid-Arabische kuststeden. Reeds in Salomo's tijd moeten in Arabië Joden gevestigd zijn geweest. Telkens na den val van het Joodsche Rijk, tweemalen, moeten Joden zich in Arabië hebben gevestigd. In de vierde en vijfde eeuw namen Arabische koningen het Jodendom aan. In het begin van de vierde eeuw werd Abessinië vanuit Byzantium door de Christenen bekeerd. Tegelijkertijd begonnen aanvallen van Abessinië, gesteund door Rome, op de Joodsche koningen van Zuid-Arabië, die met nederlaag van de laatsten eindigden. Misschien zijn in dien tijd Arabische Joden naar Abessinië gevoerd. Zeker is het, dat zij daar veel hebben geleden. Een deel zal tot de Christelijke Staatskerk zijn overgegaan, die tot nu toe veel Joodsche elementen bevat. Een ander deel trok zich, het geloof getrouw, naar het bergachtige binnenland terug. Zij hadden een eigen rijk met eigen vorsten. Deze Joodsche vorsten veroverden omstreeks het jaar duizend geheel Abessinië. Veel is hier vaag en onzeker. Maar dit feit schijnt men wel te mogen aannemen. Waar dit Joodsche vorstenhuis gebleven is, weet men niet. Gedurende eeuwen hebben de Falaschen met de Christenen verbitterden strijd gevoerd. Gedeeltelijk zijn zij gedwongen geweest het Christendom aan te nemen. Vanwaar komen nu de Joodsche elementen in de tegenwoordige Abessinische kerk? Hun godsdienst is de Koptische. Het hoofd van hun kerk wordt door den Koptischen patriarch van Alexandrië benoemd. Hier te Jeruzalem liggen de Koptische en Abessinische bisschoppen op voet van oorlog. Er is juist een Abessinische delegatie aangekomen om deze zaak te regelen. Misschien zijn de joodsche elementen door de Kopten binnengebracht. Anderen beweren, dat er een joodsche kultuur in Abessinië heeft bestaan, voor de Abessiniërs Christenen werden. Als zulke joodsche elementen wijst men op den bouw der Abessinische kerken, in wezen gelijk ingedeeld als de Joodsche Tempel. Een deel der Joodsche spijswetten wordt door de Christelijke Abessiniërs eveneens bewaard. Zij vieren den Sabbath en den Zondag. Zij kennen ook de besnijdenis. | |
III.En onze zwarte broeders, de Falaschen. Zij wonen in groepen bijeen in bepaalde provinciën. Maar zijn de laatste jaren verspreid geraakt. Een staat hebben zij niet meer. Wel een zekere autonomie. Hun aantal wordt door verschillende onderzoekers verschillend opgegeven: van vijftig tot honderd-twintig-duizend. Materieel staan zij niet boven de Abessiniërs. Zedelijk staan zij hooger. Zij zijn voortreffelijke metselaars, timmerlieden, smeden, wevers en pottebakkers. Het gevolg is, dat zij door Abessinische landheeren dikwijls tot een soort slavenarbeid worden gedwongen. Handeldrijven doen zij niet. Ze zijn goede landbouwers en veehoeders. Spaarzaam en vlijtig. Maar verdrukt door slavenarbeid en belastingen. Het Hebreeuwsch hebben zij geheel vergeten. Het wordt hun nu weder bijgebracht. Hun eigennamen zijn deels Bijbelsch, deels Abessinisch. Ook ‘Jeruzalem’ is bij hen een jongensnaam. Over hun godsdienst loopen de berichten van de reizigers zeer uiteen. Ze hebben priesters, die een streng, afgezonderd, leven leiden. Ze leven van tienden. Ze vieren natuurlijk den Sabbath. Iederen zevenden Sabbath vieren zij weder bijzonder. Valt de Groote Verzoendag op eenen Sabbath, dan wordt iets gegeten, om de macht van den Sabbath te toonen. Zij vieren de oude Joodsche feesten. In de eerste plaats het Paaschfeest, waarbij werkelijk het Paaschlam wordt geofferd. Zij kennen ook het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Eveneens den Grooten Verzoendag, die echter een geheel ander karakter heeft. Zij kennen het Boek van Esther en het Boek der Maccabeeën, waarschijnlijk van de Christelijke Abessiniërs. Maar zij vieren het Lotenfeest en het Inwijdingsfeest niet. De Byzantijnsche invloed blijkt uit de vele Graecismen, die men in hun boeken vindt. Den Talmud kennen zij niet en hebben zij waarschijnlijk ook nooit gekend. Zij verwachten den Messias, die hen naar Jeruzalem terugvoeren zal. Hij heet Theodorus. Zij kennen de besnijdenis op den achtsten dag. Zij hebben strenge reinheidswetten en stipte spijswetten. Maar niet het verbod van gebruik van vleesch en melk te zamen. Hun offer heet nog Qorben en de maandelijksche tijd der vrouwen Nidda. Hebreeuwsche, maar misschien ook gewoon-Abessinische woorden. Verwant aan de Falaschen zijn de Kamanten. Waarschijnlijk Falaschen, die gedwongen tot het Christendom zijn overgegaan. Ze staan lager dan de Falaschen. Sommigen beweren, dat geen Kamant den natuurlijken dood sterft. Men snijdt stervenden den hals af, omdat anders de ziel niet in den hemel komt. Men beweert ook, dat zij zich beschouwen als nakomelingen van Jonas, die in den Walvisch zat, en dat zij daarom geen visch eten. | |
IV.Wij zullen des middags een bezoek brengen bij het hoofd van de Abessinische missie, die hier is aangekomen. Zij logeeren in het Abessinische klooster buiten de oude stad. Onze gastheer heet Gebre-Sellassié. Hij heeft een hoogen titel: Dedjadsmatch. Een groot man, afstammeling van een vorige keizersfamilie, thans stadhouder van Tigre. Geen wonder, dat hij zijn eigen Abessinische koffie heeft medegebracht. En dat ons een klein kopje van het zetsel wordt aangeboden door een kleinen zwarten page, gaande in het wijde witte doekengewaad der Abessiniërs. Een andere page wordt geroepen om ons het horloge te laten zien, geschenk van den Keizer Menelik. Een derde vertoont ons een ivoren staf, geschenk van Ras Makounen. De heer Dedjadsmatch zelf zit neer, ook gehuld in zijn wijde gewaden. Hij is een goede veertiger. Een knap, bruin gezicht met een zwarten baard. Het voorhoofd is te laag. Hij is drie jaar in Italië geweest en hij spreekt goed Italiaansch. Hij is een afstammeling van Koning Salomo en de Koningin van Seba. Wie het mooie, gouden horloge ziet en den ivoren staf, gelooft dat dadelijk. Later zijn de Abessiniërs Christenen geworden. Maar hij, Dedjadsmatch Gebre Sellasié, houdt vrede met beide gelooven. Zij zijn besneden en gedoopt. Zij houden Sabbath en Zondag. Zij zijn tevreden. Het doel van hun zending? Op uitnoodiging van de Engelsche Regeering, om deel te nemen aan de besprekingen over de Heilige Plaatsen. De Kopten zijn slechte menschen. Zij hebben hetzelfde geloof als de Abessiniërs. En zij hebben zich meester gemaakt van de rechten van de Abessiniërs op de Grafkerk. Sir Herbert Samuel heeft de missie zeer goed ontvangen. Heeft Engeland plannen in Abessinië? Ik vraag naar de berichten, ook in het Handelsblad, over den inval van Abessiniërs in Britsch Oost-Afrika. Overdreven. Er waren kleine grensmoeilijkheden, maar die zijn opgelost. Abessinië is onafhankelijk. Wil onafhankelijk blijven, en vriendschap onderhouden met alle landen. Holland? Dat kent de heer Gebre Sellasié ook. Het is het land, waar de Duitsche Keizer is heengevlucht. Holland is in Abessinië niet vertegenwoordigd. Het Heilige Land is hun tegengevallen. Zij dachten te vinden een land overvloeiend van melk en honing. En zij vinden een verbrand zomerland. Ik vraag naar de Falaschen. In zijn gebied, Tigre, wonen er weinig. Zij zijn goede burgers, spaarzaam en zuinig. Zij hebben precies hetzelfde type als de andere Abessiniërs, die vóór hunne bekeering tot het Christendom ook Joden waren. De vervolgingen van de Falascha's hebben opgehouden. In geheel Abessinië is nu rust, vrede en welvaart. Wanneer wij weggaan verwacht de heer Dedjadsmatch Gebre Sellasié bezoek van de rabbijnen Kuk en Meïr, die hem komen spreken over de belangen van de Falaschen, onze zwarte broeders in Abessinië. |