Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 276 Het nieuwejaarGa naar margenoot+Wanneer nu mijn brief voor het Handelsblad is geschreven en gepost, wanneer de joodsche oudejaarsdag verschemeren gaat, en het de moeite niet meer loont nieuw werk aan te vangen, wat zal ik dan beter doen, dan de koorts hebben? Dat doen wij hier allemaal op het einde van den zomer, zonder onderscheid van ras en geloof. Ik ben er aan gewend en het is behaaglijk. De nachtwind komt op en de koorts komt op. Een wilde, gouden droom. Het zou misschien wel goed wezen altijd in de koorts te zijn. Ik geloof niet, dat er pessimistische en defaitistische koortslijders zijn. Wanneer ik leider van een organisatie was, zou ik voor propagandisten en collectanten alleen koortslijders nemen. ‘Dwaasheid’, zegt dr. Wallach van de Poorten der Gerechtigheid: ‘drie maal per dag een kwart gram. Als de koorts niet afgaat meer. Tot twee. Als dat niet helpt hier blijven.’ Hoe groot en hoe eenvoudig is het leven! Ik heb vroeger wel eens beweerd, dat het niet zonder rest in eene formule opgaat. Maar nu de koorts mij zoo lief en zoo behaaglijk opstookt, begin ik te gelooven, dat de formule van dr. Wallach het leven is zonder rest. | |
II.De koorts is lastig, wanneer men een gast heeft. Dit gelukkige land is bestemd voor Joodsch Nationaal Tehuis. Voorloopig zijn er vooral rare meubels en rare kostgangers. Bijvoorbeeld: de volmaakt-egoïstische jongen Hermann en zijn vader. Met de stichting van een joodsch-communistische gemeenschap op den grondslag van het jodendom der profeten, schiet het nog niet op. Voorloopig is de vader in de Poorten der Gerechtigheid. Hij heeft niets en bij verbeeldt zich alles. Hij trekt van sanatorium naar sanatorium en van ziekenhuis naar ziekenhuis. Zijn salaris gaat op aan ziekengeld. En dus moet de jongen weder mijn gast zijn. ‘Hermann,’ zeg ik: ‘koorts. Negen en dertig drie.... ik denk, dat ik naar het ziekenhuis ga.’ Zijn hart vloekt: ‘Welzeker, u moet juist ziek worden, wanneer ik hier ben. Wat heb ik een leven.’ Abdoel Salaäm komt eens kijken: ‘Laat de jongen maar bij ons komen,’ zegt hij goedhartig. Hij is dadelijk begeerig. Niet waar, een groot Arabisch huis. Geheimzinnig. Altijd gesloten. En hij zou daar logeeren! ‘Is er een harem?’ vraagt hij in één bekoring. Abdoel Salaäm is tevreden. En ik hoop, dat ook gij, lezer, nu tevreden zijt. Hij heeft de stallen in de Mamillastraat voor magazijnen verhuurd aan de Zagjoenien voor tweehonderd tien pond per jaar. Hij heeft een mooie, nieuwe plaats voor de paarden gevonden voor tachtig pond. Bereken nu met hoeveel pond Allah ons dit jaar weder gezegend heeft. Hij is ook weder in Ammaän geweest. Hoe gaat het den Emir Abdoellah? Lof zij Allah! Hij is tevreden. Wij hooren, dat de Emir niet tevreden is. Hij wil weder aftreden, omdat Engeland hem geen geld geeft en hem niet de vrije hand laat tegen het Fransche mandaatsgebied. ‘Bolitiek,’ zegt Abdoel Salaäm minachtend. De Emir is tevreden. Er is veel Transjordaansche bolitiek den laatsten tijd. Kolonel Lawrence komt. Haddad Pasja komt. Rufifan Pasja is hier geweest en heeft bij Sir Herbert Samuel gegeten. Het huis van Abdoel Salaäm staat nu héél wijd open. Er is een Arabisch schimmelpaard bij ons gelogeerd, zoo mooi als ik er nooit een heb gezien en heb gedroomd. ‘Als mijn vader lang ziek blijft, mag ik dan altijd hier logeeren?’ zegt de jongen. | |
III.Wij zijn des avonds de gasten van dr. Wallach. Er zullen weinig menschen zijn, die zich zóó geheel aan hun werk geven. In Jeruzalem, waar alles en iedereen te koop is, maakt de onbaatzuchtige doctor Wallach een uitzondering. Het hospitaal ‘Poorten der Gerechtigheid’ is een administratie van de Amsterdamsche Pekidiem en Amarcaliem. Het is er een arme huishouding. ‘Bent U uit Amsterdam?’ zeggen de menschen smalend: ‘moet u eens vragen, waarom uw Amsterdammers hun instituten zóó in den steek laten?’ ‘Ik ben er niet geboren,’ zeg ik dan benepen: ‘en misschien gelooven zij niet, dat het er zóó slecht voorstaat.’ Behalve het ziekenhuis heeft dr. Wallach nog één genoegen: de politiek. Daarin is hij star Frankfort en star Agoedath Israël. Vanavond is hij gelukkig. Dr. Erman uit Frankfort, een van de leiders van Agoedath Israël, is hier aangekomen. Hij zal ook heden gast zijn. R. Hananja, de zoon van Teradjon zegt: ‘Waar twee samen zijn en geene Woorden der Wet spreken, daar is een gezelschap van lichtzinnigen. En er staat geschreven: ‘hij zat niet in gezelschap der lichtzinnigen.’ Maar waar twee samen zijn, en zij spreken Woorden der Wet, daar is de Heerlijkheid met hen.’ Over dr. Erman en dr. Wallach zou Rabbi Hananja, de zoon van Teradjon, zeker tevreden zijn geweest. Er is iets van de Heerlijkheid. Maar het kan ook de koorts zijn geweest. Amsterdammers, helpt toch de Poorten der Gerechtigheid in stand houden. Dat is geen koorts. | |
IV.Het is hier nog wel zomer, maar toch al met den weemoed van den herfst. De ochtend is wit en koud, wanneer wij naar het Weeshuis ten gebede gaan. Het oude jaar heeft de oude zorgen niet medegenomen. En het nieuwe jaar heeft nieuwe gebracht. De jongens weten het niet, maar de maand met de vele feestdagen is duur. Vandaag hebben wij natuurlijk een tweeden voorzanger voor de vele gebeden. Er is een bazuinblazer. Hoe machtig vallen de klanken. Vroeger heeft mijn vader de bazuin geblazen. Maar hij is oud en het gezin is vergaan. Op dezen Dag des Gerichts herdenkt men alles. Toch is alles rustig. Het is nu herfst in Holland. Er is het bleeke zonnegoud door het dunne geblaarte. Misschien denk ik zoo met weemoed aan den herfst in Holland, omdat ik moe ben van de koorts. De gebeden zijn verrukkelijk. Soms herken ik geheele gedeelten uit de jaren van mijn jeugd. Maar ik ken nu veel meer woorden. Logisch zeggen de gebeden nu veel meer. Maar emotioneel veel minder. Men moet niet zooveel weten. Wij knielen éénmaal neder in den loop van de gebeden. Het hart geeft zich geheel over. Er is de groote verrukking van God. Maar het kan ook de koorts zijn. Alles gaat precies, zooals het zijn moet. Misschien vinden sommige jongens wel, dat het heel lang duurt. Maar zij zouden dat niet durven zeggen. En het mooie, zware, bazuingeschal, waarmede ook hier de gebeden besluiten, is iets bijzonders. Zij krijgen ook koffie met suikerkoek. ‘Ja,’ zegt de heer Goldsmit, ‘ik gun het hun graag. Wij mogen vandaag niet over geldzaken sprekenGa naar voetnoot1). Maar ik had een koek moeten geven. Ik moet weer schoenen laten lappen.’ ‘Kom,’ troost ik met koortsachtige lichtzinnigheid, ‘vele Hollandsche vrienden zullen de weezen gedenken. Zij zullen een bijdrage zenden aan den heer Tob Groen, Heerengracht 564. En het volgende jaar zal er weder suikerkoek zijn.’ | |
V.De vastendag van Gedalja. Een mooie, koele morgen. En een dag, die rustig vergaat. 's Middags dr. Erman ontmoeten op de Zionsplaats van de Amsterdamsche Pekiediem. Het is hem alles nog nieuw. Hij is vol van belangstelling. De Agoedah wil werken in Palestina. Er zijn plannen. Men wil de fouten vermijden, die anderen hebben gemaakt. Men wil vrede en verdraagzaamheid. R. Chaïm Sonnefeld heeft ook op dr. Ermam een alles-verdringenden indruk gemaakt. Er gaat van dezen ouden, zwaar-gaanden en moeilijk-sprekenden man een wijding uit en een heiligheid. Hier in deze kleine synagoge, met het groote uitzicht over de Tempelplaats, is het nog veilig en goed. Ver van het woelen en drijven. Palestina wordt nu opgebouwd. Wij zien het met onze oogen. En onze zielen verheugen zich. Maar het is alles heel wereldsch, heel winzuchtig. Wij zijn hier altijd op een soort van front. Men moet hier altijd chauvinistisch zijn, patriottisch, luid. Er zijn geen grooter chauvinisten dan de socialistische joodsche arbeiders en ambtenaren. Wij gaan geestelijk wel vooruit: bioscopen en danshuizen. Palestina moet een gewoon modern land worden. Geen antiquiteitenmuseum. Een mooi, modern, Joodsch land. Wanneer de bioscopen en de danshuizen er maar eerst zijn, zullen de mindere geestelijke waarden: taal, litteratuur er vanzelf wel komen. Een nieuw geslacht van profeten zal geboren worden uit de chaloetsiem van Minsk, Pinsk en Dwinsk. Maar het kan de koorts zijn. | |
VI.In vroegere brieven heb ik u reeds geschreven over de nieuwe twisten tusschen Joden en Mohammedanen inzake Rachels graf aan den weg naar Bethlehem. Voorloopig is alles bij het oude gebleven. Gedurende de geheele maand Elloel en tot den Grooten Verzoendag toe, zal de grafkamer nacht en dag voor de bedevaartgangers open zijn. Ik wil er nog eens heengaan. Overigens is de grafkamer altijd geopend op de Nieuwemaansdagen. De sleutel is bij het Rabbinaat van Jeruzalem en wordt bezoekers gegeven op andere dagen. Salga is de huishoudster van dr Wallach. Zij is kort van gedaante. Vet van vleesche. En haargelijke van leelijkheid wordt niet gevonden in den ganschen Heilige Lande. Maar zij komt uit een heilige stad: Oerfa, dat is het Bijbelsche Ur-Kasdim. Haar gebakken aardappels zijn even beroemd als haar zachtmoedig humeur. Zij zorgt, dat dr. Wallach zich tenminste den tijd gunt om te eten en des Zaterdagsmiddags zit zij, versierd met al haar bonte kostbaarheden, voor het tuinpoortje van de Poorten der Gerechtigheid. Zij kan niet lezen. Maar zij is héél orthodox. Zij zal met ons mederijden naar het Graf van Rachel. Wij krijgen van Hassan Effendi een mooien, sterken wagen met twee paarden. Natuurlijk, dat de volmaakt-egoïstische jongen mederijdt. Dit is een gelukkig land. Tegenover het Graf van Rachel staan dit jaar een paar tenten. Nacht en dag zijn er Joodsche gendarmen. Maar tot dusver is er niets gebeurd. In den open voorhof legeren geheele families en houden rust en maaltijd. Daar achter de grafkamer. Bont behangen met doeken. In het midden de groote grafsteen. Men spant er draden om, die door de pelgrims worden gekocht als heilige herinnering. Vele menschen kennen Salga. Wel, wel, Salga op het pad! | |
VII.Het Nieuwejaar. Het wordt al aardig herfst. Gisteren is het druivenvrouwtje uit Aïn Karem weder gekomen. Zij is nu even wel een vijgenvrouwtje geworden. Vele malen heeft zij vergeefs op mijne deur geklopt. Nu is zij wel verheugd, dat ik weer thuis ben. Voor twee piaster zal zij mij twintig versche vijgen verkoopen. Het is alles rustig en stil. De hemel is niet zoo strak meer. Er zit wisseling in de wolken, wit en blauw. Het Nieuwejaar ziet er nogal blijmoedig uit. Maar het kan óók de koorts wezen. |