Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 274 Poort der HopeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot*)Dit is het Dal van Vuilnis, dat geworden is tot de Poort der Hope, gelijk gij vinden kunt in een moeilijken volzin van den moeilijken Profeet Hosea. Wij hebben vele fouten gemaakt. Wij zullen nog vele fouten maken. Wij zullen ze alle erkennen en naar ons weten verbeteren. Maar dan zult gij ook erkennen, dat wij dit gebouwd hebben, Petach Tikvah, de Poort der Hope, waar het Dal van Vuilnis is geweest. Ik houd heelemaal niet van Petach Tikvah. Er zijn aardige menschen. Een mooi type als Akiba Liebrecht. Maar de meesten zijn zelfzuchtig, hard. Gierig, afgesloten. Toch is Petach Tikvah een mooie daad. En wie dit niet gelooft kan het komen zien. Ik schrijf dit in den grooten tuin van het hôtel, waar voor weinig jaren nog een moeras was. Ik heb een klein boekje gelezen, dat hier zeldzaam is en in Holland misschien geheel niet te vinden. Het statutenboekje van de stichters van Petach Tikvah, 8 Tammoez 5639, dat is ruim veertig jaar geleden. De eerste stichters waren oude, vrome Joden van Jeruzalem, meest van familiën, uit Hongarije afkomstig. Zeker een onverwacht en kloek ondernemen in die dagen. Er zijn nog enkelen in leven van de eerste stichters. Wanneer men hun vraagt, hoe deze Jeruzalemmers tot hun ondernemen zijn gekomen, zeggen zij ‘Gods Geest’. Het kleine boekje begint met een inleiding, zóó Zionistisch als ruim veertig jaar later de beste Zionist nauwelijks schrijven kan. Daarna, volgt (het Zionisme is niet van dr. T. Herzl!) eene goedkeuring van de vereeniging en van de statuten door de Groote Rabbijnen van Jeruzalem: indien Petach Tikvah slaagt, zal daaruit groot heil ontspruiten voor het geheele Heilige Land. Het is een heilige plicht voor ieder, die zijn Land en zijn Volk liefheeft, de vereeniging te steunen. Op de goedkeuring van de Groote Rabbijnen volgt het contract tusschen de leden. Zij zullen een geschikt terrein koopen voor eene kolonie. En wel op naam van den Grooten Rabbijn J.L. Diskin, afkomstig uit Brisk. En te Jeruzalem nog altijd in herinnering onder den naam ‘de Brisker Rov.’ Hij is ook de stichter geweest van het groote jongensweeshuis, waarvoor nu juist een nieuw gebouw wordt gezet even buiten de stad. Hij was leermeester van R. Chaïm Sonnefeld en de vader van den Rabbijn I.I. Diskin, beiden thans tegenstanders van het politieke Zionisme. Maar Petach Tikvah heeft het er naar gemaakt. Des Sabbaths ontsteken de arbeiders van het Arbeiders-bataïllon groote vuren en koken hunne verboden spijzen. De kinderen, die in de Talmoed-scholen leren, dat men den Sabbath heiligen moet, krijgen iederen Sabbath aanschouwingsonderwijs. Ik lees (verbijsterd!) in het Maandblad der Nederlandsche Mizrachisten, dat tijdens den opbouw van Palestina, de strijd der ideologieën tijdelijk moet worden gestaakt. Die van het Arbeidersbataillon vinden het best. Veertig jaren geleden schikten die van Petach-Tikvah zich naar den Brisker Rov. Zij verbonden zich een bedehuis te bouwen, een kerkelijk bad, een huis voor den rabbijn en een voor den onderwijzer en een voor vreemdelingen: Hagnasath Oerechiem, gelijk gij Amsterdammers weet. Het is wel leerzaam na veertig jaar het reglement nog eens te lezen. Er zal dadelijk een rabbijn worden gekozen voor de rechtspraak en het onderwijs in de leer. Wie zich tegen hem verzet, wordt gestraft. De rabbijn moet rechtspreken zonder aanzien des persoons in burgerlijke zaken en in strafzaken. In de synagoge mag men gedurende de gebeden niet spreken over wereldsche zaken en lichtzinnige woorden zijn volstrekt verboden. De kolonisten verbinden zich tot naleving van de Joodsche wetten op tiend en andere heffing. Zij verplichten zich ook de zieken te bezoeken en zoo noodig bij hen te waken. Armen krijgen kosteloos geneesmiddelen. De kolonisten verplichten zich hunne kinderen groot te brengen in de Leer en de Liefde Gods. Zij zullen hunne zonen niet aan het werk zetten en daarvoor de beoefening der Leer verlaten tot zij den leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. De kolonisten verbinden zich tot dagelijksche beoefening van de Leer. En eens in de week minstens tot het midden van den nacht. Sabbath en Feestdagen zullen worden bewaard in al hun heiligheid. Er moet een Huis worden ingericht voor Vreemdelingen. Armen ontvangen spijs en drank. Er zal ook een kas zijn voor leeningen en liefdadigheid. Men verbindt zich te leven volgens het gebod: ‘Bemint uwen naaste als u zelven’. Geen haat. Geen wraak, geen wrok. Neen is neen. Ja is ja. Op werkdagen zullen de vrouwen en meisjes geen dure sieraden dragen of mooie kleederen. Alleen op Sabbath en feestdagen. Of bij bruidegom en bruid. Men mag het werkvolk van een ander niet onderhuren. Men mag zijn erfdeel niet verkoopen en geen huis verhuren aan eenen niet-Jood. | |
II.Dit is veertig jaar geleden. De eerste kolonisten kochten 280 H.A. land bij het dorp Mulebbis. De Arabieren noemen Petach-Tikvah nog ‘Mulebbis’. Gelijk Rehoboth ‘Durân’ en Rischon le Zion ‘Junara’. Eerst den laatsten tijd wilden de Joodsche koloniën bij hun Joodsche namen genoemd. Mulebbis lag bij de bronnen van de Auja, die ook Jarkon heet en die ten Noorden van Jaffa in de zee valt. Het dorp is verdwenen. Al spoedig werden nog 1000 H.A. bijgekocht. De grond werd verdeeld in honderd perceelen, ieder voor honderd Pond. De eerste jaren waren buitengewoon moeilijk. Het terrein was wel waterrijk, maar ook moerassig. Men was zelfs genoodzaakt de kolonie te verlaten en zich te vestigen in het dorp Jehudia, dat nu weder een Arabisch dorp is geworden. In 1883 werd een deel van de kolonie aan Russische Joden verkocht. Russisch is er nog steeds een van de officieele straattalen. In 1887 kocht baron Edmond de Rothschild 550 H.A. en vestigde daar een kleine dertig familiën. Er werden 150 H.A. wijngaard aangelegd. Bovendien gaf de baron arbeid aan kolonisten, die van hun land niet konden leven. Het dagloon bedroeg toen tien tot twaalf piaster. Nu bedraagt het dertig en meer. Voor goede werklieden tot een pond. De baron betaalde ook alle algemeene uitgaven: school, dokter, rabbijn, apotheek. En de vele baksjisj aan de Turksche ambtenaren. Er werden eucalyptus-boomen geplant tusschen de huizen en op moerassige terreinen. Zij trekken het water aan. Een goed eucalyptus-woud brengt in. Hout is hier duur. De eucalyptus groeit snel. Iedere paar jaar kan hij worden gekapt en de tronk groeit weer uit. De grond in de kolonie is zandgrond. Geschikt voor huizenbouw. Rondom is leemgrond, zwarte grond en zand op beteren ondergrond. Dit laatste geschikt voor tuinen, die geen besproeiing noodig hebben: druiven en amandelen. Er zijn ongeveer 900 H.A. ‘tuin’. Een tuin met sinaasappelen en citroenen, die besproeiing vereischt, heet ‘paradijs’. Er is 650 H.A. paradijs. Olijven 60 H.A. Vruchten als appelen, peren: 40 H.A. Eucalypten 80 H.A. De regeering heeft aan de kolonie een stuk moerasgrond afgestaan, groot ongeveer 300 H.A. Daarop zullen voor het grootste gedeelte eucalyptussen worden geplant. Overigens weideland en akkerland. Het dorp van Petach-Tikvah zelf meet ongeveer 60 H.A. Er is nog 500 H.A. akkerland, weide en groentengrond. Van de Arabieren worden jaarlijks nog eenige honderden H.A. bijgehuurd voor akkerbouw. Sinds 1892 is men begonnen met het aanleggen van sinaasappelgaarden. Oorspronkelijk werden de vruchten aan Arabische kooplieden verkocht. Tegenwoordig bestaat er een Joodsch syndicaat. Zooals er een bestaat voor wijn en voor amandelen. De kolonie verscheept over Jaffa, dat achttien K.M. weg ligt. De kisten worden per kameel vervoerd. Een duur transport. De spoorweg Petach-Tikvah naar Ras el Ain, aansluitend aan de lijn Haifa - Jaffa, zal het transport veel goedkooper maken. Maar 't is minstens twijfelachtig of men voor dit seizoen nog gereed komt. Een paradijs is een kostbare aanleg. De meeste hebben een eigen motor voor het oppompen van het water, dat ongeveer 15 tot 20 M. diep ligt. Bovendien, een stelsel van buizen en greppels. Ieder van de duizenden boomen staat in een ondiepte met een walletje erom. Ongeveer elke veertien dagen laat men die ondiepte volloopen. In de groote paradijsen wordt gewerkt dag en nacht. Er is zeker ongeveer drie millioen gulden in de paradijsen gestoken. Een klein paradijs loont de moeite niet. De eigenaar moet bovendien een jaar of zes wachten voor het paradijs winst geeft. Petach-Tikvah heeft gedurende den oorlog juist op de Engelsch-Turksche frontlijn gelegen. Het heeft veel geleden. Dit jaar hoopt men weder op een goed jaar. Amerikaansche Joden, die het vak in Californië en Florida hebben geleerd, beginnen een goed verpakkingshuis. Is Holland geen markt? De Palestinensische sinaasappels zijn niet goedkoop, maar ze zijn mooi en goed. Het grootste paradijs is de prachtige Bacharia, 660 H.A. groot, gelegen bij Arabisch gebied, aan de grens van de kolonie. Het gebied van de kolonie is in den loop van de jaren voortdurend uitgebreid. In de onmiddellijke nabijheid ligt de arbeidersvestiging Ain Gamin met ruim 200 H.A. Petach-Tikvah heeft in het dorp Jehudia nog aangekocht bijna 900 H.A. Ongeveer twee uur naar het noorden ligt Kafr-Saba, zevenhonderd H.A., die meest toebehooren aan bewoners van Petach-Tikvah. De kolonie is in de troebele dagen van Mei verwoest en nog niet opgebouwd. De oorlog en de crisisjaren hebben de kolonie natuurlijk veel kwaad gedaan. In het andere gedeelte zijn de huizen verwaarloosd en vervallen. Het nieuwere, hoogere, deel maakt beteren indruk. |
|