Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 272 Na het congresGa naar margenoot+Het Zionistische Congres is afgeloopen. Er komen geen telegrammen meer. Maar brieven en verslagen. De Mizrachisten hebben gematigd hun zin gekregen. De Zionistische Organisatie zal geen steun verleenen aan instellingen, die de Joodsche Leer en Traditie in het openbaar schenden. Dat wil zeggen: alles blijft bij het oude. Het geheele Zionistische Onderwijs is in strijd met Leer en Traditie. Wie heeft het betaald, betaalt en zal betalen? Amen. ‘Kontreis,’ het socialistische weekblad schreef: ‘Mizrachie had een groot aantal afgevaardigden op het congres, maar wij doen het werk en hebben de toekomst in Palestina.’ Zoo is het. Mizrachie met een vierde ongeveer van het aantal congresafgevaardigden, is heel zwak vertegenwoordigd in de Zionistische Commissie, het Opbouwfonds, het Joodsch Nationaal Fonds, en het Dagelijksch Bestuur. Wij hooren, dat Oessiskin naar Palestina komt met ongeveer dictatoriale macht. Dat wordt een politiek van veel wagen. Het aangaan van allerlei verplichtingen, in het vertrouwen, dat het Joodsche Volk ze wel honoreeren zal, als de nood aan den man komt. De tijd zal nu moeten rechten, wie de gemartelde ziel van het Joodsche volk beter heeft gekend: Oessiskin of De Lieme. Wat wij nu vóór alles willen zien, is werk. Wij hooren, dat een begin is gemaakt met het in cultuur brengen van het land, dat het Joodsch Nationaal Fonds heeft gekocht in de vlakte van Jizreel. Men wil daar nu gaan koloniseeren met Joodsche arbeiders, gehuwd, die reeds een aantal jaren in Palestina gevestigd zijn. We zullen afwachten wat het wordt. Een dure geschiedenis zeker. Er is een arbeiderskolonie ontworpen voor honderd gezinnen, waarvoor het eerste jaar 32 duizend pond zal worden uitgegeven. Maar de ramingen worden ook hier gewoonlijk overschreden. En hoeveel zal het nog kosten, eer die kolonie geheel zelfstandig zal zijn! De kolonisten hebben niets. Zij krijgen alles. En geld van de organisatie is ook hier goedkoop. Nu het congres voorbij is, beginnen onze propagandisten weder te reizen. Wij hooren, dat Sokolov overal heengaat: Genève, Rome, Amerika, Zuid-Afrika. Een complete delegatie naar Amerika en Afrika. Men schijnt den dichter Bialik mede te willen nemen. Wij hadden Bialik liever hier gehad. Dr. Weizmann gaat naar Washington, omdat men denkt, dat de quaestie van de mandaten daar zal worden besproken. Over het algemeen is men hier blij, dat het congres zonder groote ongelukken voorbij is. Het begin schijnt zwak te zijn geweest. Het einde beter. Wij willen nu werk zien. | |
II.Sir Herbert Samuel. Eerste Joodsche Landvoogd na twintig eeuwen. En het congres. Wij hoorden, dat Sir Herbert aan het congres eenen brief had geschreven, die de leiders niet durfden ter tafel brengen. In ieder geval heeft Sir Herbert later een hartelijk telegram gezonden, waarin hij zegt, dat zijn taak is de opbouw van een Joodsch Nationaal Tehuis in Palestina. En niet, zooals in de officieele Engelsche telegrammen: een bloeiend Palestina voor Joden en Arabieren. De arbeiderspartijen zijn tegen Sir Herbert, wegens het stopzetten en beperken van de immigratie. Toch heeft Weizmann ten slotte nog een vrij hartelijk telegram gezonden, maar het is niet duidelijk of dit volgens een congresbesluit is geweest. Op het congres heeft Weizmann verklaard, dat Sir Herbert heeft gedaan, wat hij doen kon. Maar Jean Fischer heeft eenen medewerker van ‘Doar Hajom’ medegedeeld, dat Weizmann in een besloten vergadering heel anders heeft gesproken. Waarom niet? Nu het hier rustig blijft en de Regeering wat sterker schijnt te staan, erkennen hier velen, dat Sir Herberts politiek juist is geweest. Sir Herbert heeft aan de Engelsche Regeering rapport uitgebracht over het eerste jaar van zijn bestuur. (1 Juli 1920 tot 1 Juli 1921.) Het is hier gepubliceerd in het Engelsch, Arabisch en Hebreeuwsch. Nieuwe feiten geeft het niet veel. Het ademt een geest van rechtvaardigheid en gematigdheid. De Joodsche pers vindt het al te wijs en al te voorzichtig. De Jewish Chronicle heeft een buitengewoon boos artikel: ‘Herbert in het Wonderland’. Spreekt van een absurd en ridicuul geschrift, een mallotig geschrift eerste klasse; een nieuw bedrijf in de eeuwenlange tragedie van het Joodsche Volk. En het mandaat is nog altijd niet geteekend. | |
III.De Arabische quaestie. Het lijkt alles zóó rustig, dat wij haast niet kunnen geloven aan de mogelijkheid van nieuwe troebelen. Iedereen denkt, dat de Regeering ze kan voorkomen, wanneer zij sterk staat. En het schijnt dat de Regeering iets sterker is, en in allen gevalle niet zal worden verrast. Ook de Joden zijn beter voorbereid. Moord op enkelingen is en blijft altijd mogelijk. Maar aan groote aanvallen gelooft men niet. Tot men ze zien zal. Er is wel een zeker patriottisme onder de Arabieren, maar toch niet te veel. De groote Arabische landeigenaren willen verkoopen, wat los en vast is. Als wij geld genoeg hadden, zouden wij groote gedeelten van Palestina kunnen koopen. Daarmede zijn wij nog niet aan eene gezonde, zelfstandige Joodsche kolonisatie toe. Maar zonder land gaat het zeker niet. De Arabische delegatie werkt nog altijd te Londen en te Genève. Het is nu duidelijk, dat de tegenwoordige Engelsche regeering de Balfour-declaratie niet intrekken zal. De Arabieren probeeren nu invloed uit te oefenen te Genève en te Washington. Goed doen zij de Zionistische zaak natuurlijk niet. Maar al te veel kwaad toch ook niet. Alles hangt af van ons zelven. Er is hier betrekkelijk weinig vertrouwen op de organisatie met al haar propagandisten en collectanten. Maar men hoopt op particulier initiatief en doorzettingskracht. Misschien zal het tot troebelen komen, wanneer de delegatie teleurgesteld thuis komt. Maar 't is ook mogelijk, dat de Arabieren de onmogelijkheid hebben ingezien van gewelddadig verzet tegen Joden en Regeering samen. Mr. Balfour heeft geweigerd de Arabische delegatie te ontvangen. En de delegatie heeft van die weigering mededeeling gedaan op een zeer uitvoerige wijze, en vooral den nadruk gelegd op het absolute, bijna beleedigende karakter van die weigering. Volgens sommigen wijst dit op het voornemen van de delegatie het volk tegen de regeering op te zetten. Alleen wanneer Engeland groote moeilijkheden heeft elders, Egypte, Indië, Ierland, zou de Arabische quaestie ernstig kunnen worden. Maar wie weet? Vandaag is vandaag. En morgen is morgen. | |
IV.Wij moeten zorgen, dat de Joden zóó sterk worden, dat een aanval in het groot een al te gewaagde onderneming wordt. Van Petach Tikvah en Tel Aviv zullen de Arabieren waarschijnlijk wel afblijven. Die groote getallen van de propagandisten en collectanten zijn dwaasheid. Maar met tienduizend immigranten per jaar, is de Jischoeb in tien jaar verdubbeld en kan een aanval staan. Er is immigratie en niet eens zoo weinig. Te Haïfa bijvoorbeeld in één week ongeveer driehonderd onder de nieuwe immigratiewet, waarvan de woorden al heel rekbaar zijn. Er wordt heel wat gebouwd. En dat kan nog jaren doorgaan. Ruttenberg gaat nu de Jarkon (of Auja) electrificeeren. Rischon le Zion krijgt electrisch licht en een nieuwe waterleiding. Het ziet er niet ongunstig uit. Anderzijds is er voortdurend emigratie. Vele chaloetsiem gaan terug. Eveneens menschen, die hier waren gekomen, om bedrijven te beginnen. Maar er komen telkens nieuwen. En het is zeker, dat hier wel wat groeit. God geve iets goeds. | |
V.Rondom. De Engelsche delegatie van socialistische parlementsleden is in Egypte aangekomen en door de Zaghloelisten feestelijk ontvangen. Men zegt, dat Adly Pasja ontslag zal nemen en zich zal verzoenen met Zaghloel. In ieder geval is Zaghloel, die een paar maanden geleden dood scheen, thans weder de groote man. Een onafhankelijk, anti-Engelsch Egypte zou ons hier kwaad doen. Transjordanië is voortdurend in onrust. Er worden onderhandelingen gevoerd over de rechten van de Engelsche ambtenaren in Transjordanië. De verhouding tusschen de regeeringen van Syrië en Palestina schijnt beter. Misschien heeft het bezoek van Generaal Storrs, den gouverneur van Jeruzalem, bij den Paus goed gedaan. Het gaat Moestapha Kemal Pasja thans in Anatolië weder beter. Alle Arabische nationalisten verheugen zich daarover. Indië schijnt rustiger. Een tegenslag voor de Arabische leiders. | |
VI.Allerlei. Voor Mendel Beilis wordt geld verzameld in Amerika. Sir Herbert heeft te Haïfa gezegd, dat het groote havenplan nog niet is aanbesteed. Van Ahawath Zion verschijnt een tweede druk in het Arabisch. Majoor Young komt voorlopig niet naar Palestina. Robert de Caix keert niet naar Syrië terug. Er zijn Joodsche politieagenten gearresteerd in verband met de ontvluchting van achttien Arabische gevangenen uit de gevangenis te Jeruzalem, een half jaar geleden. Groote verbazing bij de Joden. Met de publieke onveiligheid gaat het best. Er zijn roovers gesignaleerd op den weg van Jeruzalem naar Jaffa. Er ontvluchten nog telkens gevangenen. De Arabieren protesteeren tegen het plan Ruttenberg, tegen den afstand van duingronden aan de kolonie Rischon le Zion en tegen de uitlevering aan Syrië van Ibrahîm Hanano. Wij protesteeren tegen hunne protesten. De Sefardische Joden protesteeren tegen de bewering van Poincaré en van de Arabische delegatie, dat zij tegen het Zionisme zouden zijn. De dichter Saul Tsjanikofsky ligt ziek te Odessa. Sir Herbert Samuel en Generaal Storrs zijn te Jeruzalem teruggekeerd. | |
VII.Oratio pro domo. Ik heb meermalen gewaarschuwd tegen de overdreven verhalen van betaalde propagandisten en collectanten. Mijn vrienden van Mizrachie hebben mij daarover aangevallen in allerlei artikelen in allerlei couranten. Ook in het ‘Handelsbl.’. Laat mij nu mededeelen, wat de Mizrachist dr. Mirkin zegt over den betaalden (en hoe! en hoe!) propagandist J.L. Fischmann. ‘Dr. Mirkin leest het rapport voor van de Amerikaansche Mizrachie over het werk van de Mizrachie in Palestina, zooals dat is samengesteld door den Rabbijn Fischmann. Hij toont aan, dat alle paragrafen onjuist en onwaar zijn, en dat het rapport een ijdele bluf is.’ Ben ik een onjuist berichtgever geweest? Vaarwel! |