Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 267 Hoe wij huishoudenGa naar margenoot+In het begin van het jaar 1921 werd door een aantal Palestinensers opgericht ‘The Palestina Economic Society’, adres Post Box No. 92 te Tel Aviv bij Jaffa. Doel: ‘studie van de economische voorwaarden en van de hulpbronnen des lands, en verspreiding van de kennis daaromtrent in het land zelf en daarbuiten’. Onder de leden zijn S. Hoofiën, hoofddirecteur van de Anglo Palestine Bank en mr. S.A. van Vriesland, penningmeester van de Zionistische Commissie. Secretaris is dr. Kurt Nawratski, de schrijver van het Handboek over de Joodsche Kolonisatie in Palestina. De vereeniging geeft een bulletin uit, waarvan de eerste aflevering onlangs verschenen is. Zij bevat een belangrijk artikel over Credietproblemen in Palestina van Hoofiën. En een over den economischen toestand van Palestina door mr. R.A. Harari. Voorts statistieken over coöperatieve credietvereenigingen in Palestina en over de immigratie. Mr. Harari was tot voor korten tijd chef van het departement van handel en nijverheid. Hij heeft in zijn artikel alleen officieele statistieken en schattingen gebruikt. Volmaakt is de inrichting van de Palestinensische statistiek nog lang niet. Maar deze officieele cijfers zijn althans nog de beste. | |
II.Hoe houden wij nu huis? Palestina heeft ongeveer 700 duizend inwoners, waarvan ongeveer een derde deel woont in 22 betrekkelijk kleine steden en in groote dorpen. Het land is weinig bevolkt en weinig ontwikkeld. Het heeft behoefte aan vreemd kapitaal. De bevolking van het platteland heeft weinig behoefte. Groote armoede is er niet. Onze financiën. Het vredesverdrag van Sèvres heeft bepaald, dat Palestina jaarlijks 200.000 Pond moet betalen in rente en aflossing van de Turksche schuld. Den eersten Juli 1920 is Palestina van de militaire administratie gekomen onder de burgerlijke. Het belastingjaar loopt van 1 April tot 31 Maart. Maar 1920-1921 is natuurlijk een onregelmatig jaar geweest. Voor 1921-1922 worden de inkomsten begroot op 2.214.000 Pond en de uitgaven op 2.286.000 Pond. Deficit 72.000 Pond. De voornaamste uitgaven zijn: spoorwegen 745.000 Pond of 33 % van alle uitgaven; post, telegraaf en telefoon 119.000 Pond of 5 %; politie en gevangenissen 216.000 Pond of 10 %; openbare gezondheid 142.000 Pond of 6 %, onderwijs 103.000 Pond of 5 %. Spoorwegen, post, telegraaf en telefoon brengen 912.000 Pond in of 41 % van alle inkomsten. Belastingen brengen op 1.075.000 Pond of 48 % van alle inkomsten. Een Beurs is er in Palestina niet. Het gangbare geld is Egyptisch. De wettelijke interest is 9 %, maar, zelfs met goede zekerheid kan 12 tot 15 % worden gemaakt. Een landbouwbank bestaat nog niet. De Regeering had tot einde Maart 350.000 Pond voorgeschoten aan landbouwers op korten termijn, tegen 6½ %. | |
III.Handel. Er is vooral handel met Groot-Britannië, Egypte, Transjordanië en Syrië. De invoer, weder uitvoer inbegrepen, van de voornaamste artikelen in duizenden van Ponden bedroeg in het administratiejaar 1920-1921: katoenen stoffen 679; suiker 403; rijst 241; petroleum 173; meel 255; tabak en sigaren 155; steenkool 289; timmerhout 134. Voornaamste uitvoerartikelen in duizenden ponden: sinaasappelen 200; zeep 132; wijn 50; meloenen 63. De geheele import was in duizenden van ponden 5216. De uitvoer 771. Nadeelig verschil 4.445.000 pond. Het evenwicht wordt hersteld door de uitgaven van de Zionistische Commissie, van het bezettingsleger en van de toeristen. In zeven steden is een kamer van koophandel, in drie kleinere eene vereeniging van kooplieden. Samen duizend deelen. | |
IV.Industrie: de banken zijn zeer voorzichtig geweest met het geven van credieten en dat is ten slotte goed geweest voor het land. Groot-industrie is er zoo goed als niet. Alles wordt ingevoerd, behalve wat gemaakt wordt in zeer primitieve werkplaatsen op allereenvoudigste wijs. Landbouw-industrie is wat beter ontwikkeld: wijn, zeep en meelmalerij. Maar achterlijk in werkmethoden. Er waren plannen voor een groote fabriek van plantaardige olie te Caesarea, voor een groote meelmalerij te Haïfa, en een Hollandsche groep denkt over alcoholstokerij uit gerst en maïs. Het tabaksmonopolie is afgeschaft. Het zoutmonopolie bestaat nog ten bate van de administratie der Turksche schuld. | |
V.Arbeid. Verreweg de meeste arbeid is landbouw-arbeid en arbeidsconflicten in den Europeeschen zin des woords, zijn nog onbekend. Met groeiende immigratie en gecentraliseerde industrie, zullen die ook komen. De houding van de Regeering in arbeidsconflicten is vastgesteld gedurende de staking in het wijnwerk te Rischon le Zion in November 1920. De Regeering blijft neutraal en beproeft de partijen te brengen tot arbitrage. Orde wordt gehandhaafd. Eveneens het recht van toegang tot de werkplaatsen voor den werkgever met zijn verlof. De stakers hebben het recht hun zaak uiteen te zetten voor de werkwilligen, maar dit moet geschieden vreedzaam zonder eenig geweld. Onder de Joodsche werklieden vindt de coöperatieve idee vele aanhangers. Onder de Turksche wetgeving bestond geen wet op de coöperaties. Er is een nieuwe wet van 1920. Onder de Mohammedanen en de Christenen vindt men zoo goed als geen coöperatie. De arbeidsloonen loopen zeer uiteen van streek tot streek. Op het platteland wordt landarbeid nog dikwijls in natura betaald. Een goede kantoorbediende verdient van twaalf tot vijf en twintig pond per maand. Skilled labour is schaarsch en duur. Een gewone machinist-bankwerker bij de spoorwegen verdient van twintig tot vijftig piaster per dag. Een goede kan verdienen tot negentig. Een piaster is twaalf cents. Ongeschoolde arbeid kan men krijgen voor acht tot twaalf piaster per dag. Er is geen wettelijke regeling van maximum arbeidsduur en andere arbeidsvoorwaarden. Maar de Public Health Ordinance van 16 Juni 1920 heeft bepalingen omtrent gevaarlijke en ongezonde bedrijven. En er is een regeling in voorbereiding ter beperking van kinderarbeid. | |
VI.Transport. De spoorwegen in Palestina worden geëxploiteerd door de Regeering. Van Kantara aan het Suez-kanaal tot Rafa is onder militaire administratie. Er is ongeveer 1000 K.M. Normaalspoor hebben de lijnen Kantara - Haïfa, Rafa - Berseba, Jaffa - Jeruzalem. Smalspoor: Haïfa - Akko en Haïfa - El-Hamme. De brug over het Suëz-kanaal is sinds 1 Januari weggenomen. De spoorwagens worden nu op een pont overgebracht. In verband met de algemeene, groote electrificatie-plannen van Ruttenberg met betrekking tot den Jordaan en den Yarmuck houdt men rekening met de electrificatie van de Palestinensische spoorwegen. Tramwegen bezit Palestina niet. Er rijden ongeveer duizend auto's, meest Fords. Maar de benzine is duur en gelegenheid tot repareeren is er weinig. | |
VII.De twee voornaamste havens zijn Jaffa en Haïfa. Zij zijn niet veel meer dan open reeden met weinig bescherming tegen weder en wind. Nog minder zijn Gaza, Caesarea, Tanturah en Akko. Millioenen voor grooten havenaanleg zullen de eerste jaren niet loonend zijn. Maar ze zijn noodig. In het jaar 1920-1921 bedroeg de scheepsbeweging 800.000 ton stoomend en 28.000 zeilend. Drie en twintig compagnieën doen Haïfa en Jaffa aan, waarvan vier geregeld. Er zijn geen bevaarbare rivieren of kanalen. Drie en twintig compagnieën doen Haïfa en Jaffa aan, waarvan vier geregeld. Kleine scheepvaart op de Doode Zee en het Meer van Tiberias. Visschersschepen meten maximaal zestig ton. | |
VIII.Natuurlijke hulpbronnen. Er zijn melkkoeien 24.000; ploegossen 57; kalveren 23; paarden 6; muildieren 4; ezels 32; schapen 262; geiten 272; kameelen 9. Het land bracht op in het jaar 1920-1921 aan tarwe 75.000 ton; gerst 51; linzen 3; maïs 30; sesam 2; olijfolie 6; druiven 5; meloenen 16; sinaasappelen 17; citroenen 2. Dit is de schatting voor de tiendbelasting. Het tiendvrije land komt daar dan nog bij. Ongeveer 15 %. Er is 2 millioen H.A. geschikt voor bebouwing. Onder wintercultuur was 300.000 H.A., onder zomercultuur 200.000. De opbrengst is maar matig. Tarwe 593 K.G. per H.A.; gerst 363; linzen 360. De Turksche belasting van 20 %, op de visch is afgeschaft. Het land geeft vischolie en zout. Een conserven-industrie is dus zeer goed mogelijk. Ertsbouw is feitelijk nog niet begonnen. Bouwsteen is er in overvloed. Er is een steenhouwerij bij Atlith, niet ver van Haïfa en men hoopt te beginnen bij Bethlehem. Er is zout, potasch, asphalt en phosfaat in het Bethlehem-district en rond de Doode Zee. Men meent, dat er petroleum is bij Hebron, de Doode Zee en Haïfa. De Standard Oil Cy. en de D'Arcygroep beweren concessies te hebben van de Turksche Regeering. Er bestaat een groot plan voor electrificatie en irrigatie van geheel Palestina met behulp van de wateren van den Jordaan en de Yarmuck. De ontwerper is P. Rutenberg. Fransche en Engelsche deskundigen hebben het plan zeer aanbevolen. Een kleiner plan betreffende de rivier de Auja, ten Noorden van Jaffa, is in voorbereiding. Het zal ongeveer 200.000 pond kosten. | |
IX.Diversen. Onze gezondheid. De bevolking is toegenomen van 677.000 in 1919-1920 tot 690.000 in 1920-1921. Het geboortecijfer per duizend was in 1920-1921: 25. Het sterftecijfer 13. De woningvraag is nijpend. De regeering heeft maximum huurprijzen moeten vaststellen. Handels- en fabrieksonderwijs beteekenen nog niet veel. Er is een Joodsche Handelsschool in Jaffa. Het departement van onderwijs subsidieert een kleine school voor weefwerk en tegelmakerij te Jeruzalem. De economische toestand is wel verbeterd. Sneller ontwikkeling is mogelijk na de ratificatie van het Vredes-verdrag met Turkije en de definitieve regeling van het mandaat. |