Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 265 Sabbath te Petach TikvahGa naar margenoot+Geen vreemde te Petach-Tikvah. Ik vind er dr. J. Engel, vóór den oorlog directeur van de Tachkemonieschool te Jaffa, die na de gedwongen ontruiming van Jaffa naar Europa en naar Holland is gekomen. Hij is nu hier directeur van een goede groep scholen, die vroeger aan de Agoedath Israël toebehoorden, maar wegens geldgebrek zich moesten schikken onder de Mizrachie. De Tachkemonieschool te Jeruzalem gaat van de Mizrachie over op den algemeenen Zionistischen onderwijsraad. Daarentegen zal Mizrachie te Jeruzalem een nieuwe school openen, waarvan dr. Engel directeur wordt. Maar is er al een huis voor die nieuwe school? Vrijdagmiddag. De heilige Sabbath nadert. Andere dagen wordt er gewerkt tot half vijf. Heden rinkelt om vier uur het zilver van de kolonieklok over de velden, de tuinen met druiven en amandelen en over de paradijzen met sinaasappelen en citroenen. Want waar druiven of amandelen groeien, die geen besproeiing noodig hebben, heet het een ‘tuin’. Waar sinaasappelen en citroenen groeien, en besproeiing noodig is heet het een ‘paradijs’. En ieder Joodsch kind van Petach-Tikvah, dat Poort der Hoop beteekent zal u uitlachen, wanneer gij u daarin vergist. Tegen den avondval wordt de bazuin geblazen. Petach-Tikvah is ruim veertig jaar geleden gegrond door een groep zeer orthodoxe Joden uit Jeruzalem. In het reglement staat, dat vóór den Sabbath de bazuin zal worden geblazen en dat het daarna streng verboden is te werken. Maar het reglement is oud en de vrome grondleggers zijn dood. | |
II.Er is een groote synagoge gebouwd van blokken steen met breede, grove, kalkvoegen daartusschen, ongepleisterd. Tijdens den overval in Mei zijn de ouden van dagen, de vrouwen en de kinderen ondergebracht in de synagoge en in een school daarnaast, centrum van de kolonie en van de verdediging. De groote synagoge is vol en druk. Wij vereenigen ons voor de gebeden liever in de Talmudschool van dr. Engel. En na de gebeden eten wij het Sabbathmaal bij Sara. Er zijn hier twee arbeiderskeukens, één algemeene en één ritueele. Bovendien allerlei eethuizen, omdat hier meer dan duizend immigranten zonder familie zijn. ‘Bij Sara’ is aan het dorpsplein, waar ook de barbier huist, de boekverkooper en waar de diligence afrijdt, naar het station van Ras el Ain. Sara, de barbier en de boekverkooper beslaan te samen de oppervlakte van een Amsterdamsche kamer. Maar hoe keurig ziet deze Sara er heden uit. Ze heeft zich gewasschen en geglansd. Ze heeft heur haren opgemaakt. Is dit wel Sara? We krijgen natuurlijk voor het Sabbathmaal vele goede zaken. Een voorgerecht: gevulde visch gestoofd in uien en suiker. Soep met knoedels. Kip met geoliede aardappels. Moes van appelen. Voor al deze heerlijkheden, Sara inbegrepen, betalen wij niet meer dan twaalf piasters, een daalder. We hebben dan nog crediet tot Zondag. Voor den wijn zal Sara ons niet meer rekenen dan twee piasters. En de wijn van Petach-Tikvah is dat waard. De wijn van Rischon le Zion valt ietwat zachter en zoeter. Die van Petach-Tikvah staat scherper en fel. Wie hem eens koopen wil, kan dat het best doen bij Akiba Liebrecht te Petach-Tikvah. Sara koopt daar ook. | |
III.Van Sara gaan wij naar de Liebrechts. Kolonisten, dien het goed is gegaan. Ik heb den zoon vóór den oorlog: in Holland ontmoet. Wij herinneren nu de kennis. En wij gedenken de gezamenlijke bekenden. Het meest mijn Hebreeuwsche leermeester Straschun, zonder wiens goede lessen ik niet te Petach Tikvah van Sara in het Hebreeuwsch een tweede portie gestoofde visch met uien en suiker zou kunnen vragen. Wij krijgen weder van den lekkeren Petach-Tikvah-wijn, druiven en amandelen, alles uit het eigen bedrijf. Akiba Liebrecht is een van de oudste kolonisten. Hij heet naar den bekenden Amsterdammer R. Akiba Lehren, omdat hij het eerste joodsche jongetje was na diens dood te Jeruzalem geboren. Van de Liebrechts naar het hôtel. Het is volle maan en de avond verzilvert alles. De toppen van de eucalyptus-boomen wiegen in den wind. Het ademen is heerlijk na den heeten dag. Een zachte dauw daalt op de zanden wegen. Ieder huis in zijn eigen gaard of in zijn eigen paradijs. Sommigen hebben hun bed naar buiten gebracht en zij logeeren in het hotel van den maneschijn. Alles is vanavond anders. Waar is het hotel? Het maanlicht heeft ook de zwaarmoedige sparren bevangen van de oprij-laan. Zij spoken niet. Zij staan rustig en welkom. Er zijn dingen, die men niet loochenen kan. Dit is er één van: dat hier veertig jaar geleden een woestijn was van zand en van moerassig water. En dat het hier nu heerlijk leven is. Natuurlijk vergeten wij de gebreken van Petach Tikvah niet. Doch dit is er dan toch waar en loochen eens maneschijn en zoele koelte na eenen heeten dag. Het is te begrijpen, dat Petach Tikvah, Rischon en Rehoboth op de reizigers eenen goeden indruk maken en een crediet voor het Joodsche Volk zijn. | |
IV.Aan de straatnamen kent men de geschiedenis en het karakter van eene stad. De kolonisten van Petach Tikvah vereeren de groote schrijvers van het Joodsche Volk en zij gedenken met dankbaarheid ook de rijke weldoeners. Geestelijke en materieele kracht te samen. Sabbathmorgen in Petach-Tikvah. Van het hotel naar de synagoge gaat men door de Rothschildstraat en de Baron Hirschstraat. Er zijn mooie naambordjes van wit op blauw. Men kan ook gaan door de Montefiorestraat tot de Mohileverstraat en de Pinskerstraat. Verderop, in de Herzlstraat woont A. Schapira, die de verdediging van de kolonie bij den overval in Mei heeft geleid. Toch ziet een Sabbath in Petach Tikvah er wel eigenaardig uit. Arabieren zijn er in de kolonie niet. Zij woonden er nooit, maar zij kwamen er vroeger werken, een duizend man den dag. Nu drijft een joodsche herder de joodsche kudde naar de weideplaats. Er komt een joodsche ruiter aangereden. ‘Schalom’, zegt hij, want hij kent mij. ‘Néharak saïd’, zeg ik. ‘Moet u Arabisch spreken?’ vraagt hij nijdig. ‘Moet u vandaag paard rijden?’ vraag ik terug. Er zijn tooneelstukken, die minder bevatten, dan deze dialoog: hebraïsme tegenover judaïsme. De sabbatschending neemt te Petach Tikvah hand over hand toe. Des Zaterdagsmiddags leggen de joodsche arbeiders in hun kamp groote kookvuren aan voor het sabbathmaal! Een aanschouwingsles voor de kinderen van de kolonisten. | |
V.Na de ochtendgebeden vervoegen wij ons weder bij Sara. Ontbijt en middagmaal vallen hier samen. Sara heeft natuurlijk vandaag niet gekookt. Zij heeft gisteren alles gereed gemaakt en in den Sabbath-oven gezet. Ongetwijfeld zult gij allen gaarne willen weten, wat men eet te Petach Tikvah bij Sara, op eenen snikheeten Sabbathmorgen om tien uur. Er zijn twee voorgerechten: harde eieren met uien dooreen gehakt. En kippenlever, gebraden en fijngehakt met rooden peper. Dan is er een flinke witteboonensoep, heerlijk vet en dik. Kip en appelmoes als gisteren. Er is weder de heldere, felle, wijn van Petach Tikvah. En Sara zelve. Het is mogelijk, dat zij zich vandaag gewasschen heeft. Maar het is zeker, dat zij heur haren niet heeft opgemaakt. Waarom zou zij ook? Smaken de eieren met uien en de kippenlevertjes er minder om! Wij nu, deze gastvrije Sara verlaten hebbende, zijn ingekeerd tot een volkomen Sabbathrust. | |
VI.Na den middag, wanneer het koeler is geworden en de middaggebeden genoten zijn, gaan wij op stap naar eenen vromen Joodschen boer. Men zegt, dat de toestand van de kolonisten zeer moeilijk is. Ze zijn overladen met schulden. De dure Hebreeuwsche arbeid en de lage prijs van amandelen en wijn knoeien hen. Maar het is moeilijk preciese cijfers te krijgen. Niemand zegt gaarne dat hij overladen met schulden is. En eens andermans wijngaarden zijn ook hier duister te lezen. Deze kolonist, Margolies, is eens uitzondering. Hij is hier als gewoon landarbeider begonnen. Nu heeft hij zeven H.A. wijntuin en druivengaard. Geen paradijs. Dat eischt te veel bedrijfskapitaal. Margolies is een echte wijnboer. Maar de meeste kolonisten zijn kooplieden en speculanten. Zij koopen land met geleend geld, waarvan dikwijls hooge interest moet worden betaald. Blijft de gehoopte prijsstijging uit of daalt de prijs, dan loopen de speculanten vast. Om executie in eenen slechten tijd te voorkomen, moeten zij met hunne geldschieters allerlei bezwarende schikkingen maken. Ik hoor, dat hier tot achttien procent rente wordt betaald. Het is zeer gevaarlijk algemeene regels te geven. De meeste kolonisten werken ook niet zelf. Een Arabischen arbeider uitsparen loont de moeite niet. Hun kinderen studeeren minstens op het gymnasium te Jaffa. Zoo mogelijk later in Europa voor ingenieur of dokter. Margolies heeft zijn land gekocht, langzamerhand, met eigen middelen. Hij is niemand iets schuldig. En bezit een goed ter waarde van achtduizend Pond. Hij doet al het werk zelf, behalve natuurlijk den druivenpluk, die gedurende korten tijd vele handen vraagt. Hij zwavelt zelf tegen Paschen. Hij snijdt zelf de kwade ranken uit. Een zwaar werk. Hij gaat zelfs nog werken bij anderen. Hij bewaakt zijn eigen velden tegen dieven. De kolonie heeft twaalf wachters. Zes te voet en zes te paard. Vele kolonisten hebben nog zelf een wachter, die een pond of zes per maand verdient. In het geheel wel twintig. De publieke onveiligheid kost geld. Margolies waakt zelf des nachts en werkt bij dag. Slapen weinig. Wij vonden hem, gezeten onder zijn vijgenboom. Hij leest de psalmen van David. Een kleine zestiger met een gezond, lachend gelaat en knappe, sterke oogen. Hij is tevreden. Die van de Zionistische commissie zijn knoeiers en verkwisters. Hij heeft (früher Gott!) veel aan den baron te danken. Wij zien ook zijn druiventuinen. Blauwe zoete voor den wijn. En fijne groene muscadellen-druiven om te eten. Hij heeft daarvan de beste geleverd aan Sir Herbert. Hij heeft ook mooie Es Saltdruiven. Die van de commissie hebben geen verstand. Zijn tuin ligt aan de grens van de kolonie. En als er nu dieven komen. En er geen wachters in de buurt zijn? ‘Und wo bin ig?’ vraagt hij in een groote verbazing. | |
VII.'s Avonds speelt de bioscoop. De prijzen zijn drie, vijf en zeven piaster verdedigings-belasting. Er zijn zevenhonderd bezoekers. Men hoort er alle talen, links en rechts. De meeste zijn chaloetziem. Het is te begrijpen, dat zij gaarne een klein genoegen zoeken. Maar de meeste zullen geen muscadellen eten uit hun eigen tuin. |