Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 250 De school van Miss LandauGa naar margenoot+Niemand, die bij ‘Miss Landau’ meer aan eene Miss Landau denkt. Zóó denkt ook niemand bij ‘Handelsblad’ meer aan handel. Noch bij ‘Nieuws van den Dag’ aan nieuws. Dat zijn intuïtieve formules geworden, condensaties van alle emoties, waarmede wij jaar in jaar uit onze couranten lezen. Ook ‘Miss Landau’ is een intuïtieve formule. De elementen zijn gezelligheid, koekjes, thee en een beetje piano. Men gaat naar ‘Miss Landau’, des Woensdags. Men ontmoet elkander bij ‘Miss Landau’, des Woensdags. En soms, in een stemming van weemoed en dankbaarheid, gedenken wij, dat ook Miss Landau een van de elementen van ‘Miss Landau’ is. Wij weten ook, dat zij reeds meer dan twintig jaren, de hardwerkende directrice van een groote, Joodsche, meisjesschool is. Vóór de groote vacantie wil ik de school bezoeken. Niet zoo maar terloops, als de meeste, vlugge, bezoekers doen. Ik ben er een geheele week geweest. | |
II.De school bestaat nu over zestig jaar. De grondleggers zijn geweest Crémieux en Sir Moses Montefiore, die bij een bezoek aan Jeruzalem zagen, dat er voor het onderwijs aan Joodsche meisjes ongeveer niets werd gedaan. De school heet naar een jong overleden vrouw, Evaline de Rothschild. De Engelsche Rothschilds geven nog jaarlijks een bijdrage. Er zijn nu bijna vijfhonderd meisjes. Het jaarlijksche budget is 4700 Pond. De Regeering geeft nu ruim 300 Pond subsidie. De rest wordt betaald door de Anglo-Jewish Association, die juist een dezer dagen haar vijftigjarig bestaan heeft herdacht. Mr. Claude Montefiore, de voorzitter van de Association, is een van de leiders van de Reform onder de Engelsche Joden. Niettemin is de geheele school van Miss Landau strikt orthodox: Agoedath Israël. Miss Landau zelf stamt uit een Russische chassidische rabbijnenfamilie. In Engeland geboren. Daar opgeleid voor onderwijzeres. En heel jong hier gekomen. Haar school heeft nu een wereldnaam. En, dit is nu weer typisch voor Miss Landau in het ijdele Jeruzalem: ze heeft niet eens een bezoekersboek. Maar wel bezoekers. Een van de laatste is de bekende mrs. Fawcett geweest, die in Engeland met groote waardeering over de school heeft gesproken. Terecht. Natuurlijk verkeert de school nu in groote financieele moeilijkheden. Het gebouw, een gehuurd huis, nooit voor school bestemd. Men moet roeien met de scholen, die men heeft. Maar het valt wel eens zwaar. | |
III.De school van miss Landau staat niet onder de Zionistische Organisatie. Dat is te gevaarlijk. Mizrachie zou wel gaan, als er maar geld was. Op 't oogenblik is de school vrij maar arm. Een paar jaar geleden werd er in sommige nationalistische kringen nogal kwaad van de school gesproken. Het onderwijs was te weinig patriottisch, te weinig Hebreeuwsch, te veel Engelsch. Den laatsten tijd is dat minder geworden. Balfour-declaratie en San Remo hebben ons niet gegeven, wat wij wel dachten en verwachtten. Wij beginnen te begrijpen, dat voor een politiek gebouw een economische grondslag noodig is. Men wil minder gaan praten en meer gaan werken. Nu wordt ook de school van miss Landau weer gewaardeerd. De waarheid is, dat zij de kinderen absoluut buiten alle politiek houdt. Ook dat begint men te waardeeren. Men begint genoeg te krijgen van onze politiseerende padvinders en gymnasiasten. Voor de meisjes van miss Landau is het natuurlijk een voordeel, dat Engelsch hier nu noodig is. Ze krijgen gemakkelijk betrekkingen in de Regeering en op de kantoren. Beter dan de leerlingen van de Fransch-Joodsche Alliance-scholen. Duitsch-Joodsche scholen zijn er niet meer. Voor de heerschappij van het Hebreeuwsch zou het natuurlijk wel wenschelijk zijn, dat alle Joden alleen Hebreeuwsch kenden. Maar economisch gaat dat eenvoudig niet. Ook de ontwikkeling van het Hebreeuwsch zal natuurlijk moeten zijn. En dat gaat langzaam. Ik heb het in alle klassen gevraagd: er zijn bijna nog geen kinderen, die Hebreeuwsch spreken met de moeders. Meer met de vaders. Onder elkander geregeld. Hebreeuwsch hier is nog meer een grammatische schooltaal dan een intuïtieve moedertaal. Het Hebreeuwsch onderwijs op de school van miss Landau is heel goed. In de top-class schrijven de meisjes mooie opstellen en lezen zonder moeite een hoofdstuk uit Jeremia. Maar het goede van eene school is niet in de eerste plaats wat de kinderen leeren, doch wat de kinderen worden. En bij Miss Landau worden de kinderen iets goeds. Wie de school ziet, kan niet gelooven, dat dit voor een groot gedeelte arme en allerarmste kinderen zijn. In de hoogere klassen zou men eerder denken aan een meisjes-burgerschool. De meisjes dragen uniformen, katoenen mouwboezelaars, vroolijk rood. De kinderen leeren hier wat ons onrustig, nerveus, volk zoo noodig heeft: orde, rust en discipline. | |
IV.Het aardigste is natuurlijk de bewaarschool. Montessori is het aristocratische bolsjewisme in de opvoeding. Miss Landau is een vrij-liberale Montessori, al weten de kindertjes dat niet. Er zijn er meer dan veertig in de klas. Alleen Hebreeuwsch. De week begint natuurlijk met den Zondag. En de onderwijzeres kijkt eerst de handjes en de hoofdjes na. Dan de ochtendgebeden in een licht koor van kinderstemmen. Er is één jongetje. Hij zit héél familiaar naast een krullekoppig meisje. Terecht. Hij is haar oom. En zij weten het. Het kleinste meisje is Deror, het dochtertje van Ittamar ben Awi, den zoon van Ben Jehoedah. Zij is geboren op den dag van de Balfour-declaratie: 2 November 1917. Daarom heet zij ook Deror, dat Vrijheid beteekent. Ook de klas van Miss Lapin is aardig. Al groote meisjes. Hier is de invloed van prof. Geddes, den alwetende, den aldoende. De meisjes hebben er een eigen regeering. Ministers, een rechtbank, een bibliotheek. Miss Lapin geeft les in de gymnastiek. Het is een andere gymnastiek, minder stug dan de onze. Het wordt een figuurdansen. Eén van de middagen hebben de meisjes een openbare les gegeven in de rhythmische gymnastiek voor de leden van de N.P.E.U. Ik weet niet precies, wat het beteekent. Maar het kost vijf en veertig piaster per jaar, en 't is iets van een opvoedkundige vereeniging. En het is heel aardig geweest. | |
V.Onder de onderwijzeressen is ééne chaloetsah (= pioniere), uit Galicië hier gekomen. Kort, krachtig, fanatiek. Ik hoor eene aanschouwingsles in het Hebreeuwsch over de gans en den pauw. En ik verbaas mij, waar dit Galicische meisje dit Hebreeuwsch heeft geleerd. Zij heeft geen orde. Maar ze meent het goed. Haar kleeren zijn ook: kort, krachtig, fanatiek. Voetvrij. Geen mooie stof. Maar stevige stof. Ik hoor ook een les in de Bijbelsche geschiedenis. Het had alles kunnen zijn. Maar het is het laatste deel van Genesis. Mijn afdeeling, toen ik dertien jaar was. Kan het mooier? En weet gij, dat ik des middags naar Bethlehem ben gereden? Het kleine, bruine Arabische paard voor mij. Adil heeft het paard genomen van Ibrahîm Effendi, wiens oom hij is. Adil was al oudoom toen hij vijftien jaar was. Saïd Effendi mijn beste, brave Saïd uit Jericho, voorheen Hebron, rijdt met ons mee. En Abdoellah Effendi, die de gouverneur zelf is. Nazem Effendi, de mooie, luie politie-luitenant zou ook medegereden zijn, wanneer hij maar niet zoo lui was geweest. Ook heeft hij dienst. Maar dat is bijzaak. Hoe mooie namen zijn dit: Adil: de Juiste. Saïd: de Gelukkige. Abdoellah: de dienaar des Allerhoogsten. En Nazem beteekent: de Ordeschepper. Bij het Elias-klooster begint het gebied van Abdoellah Effendi. Het strekt zich uit tot een half uur rijden voorbij de Salomo's vijvers. Een groot en welvarend district. Bethlehem is een rijke stad. Vele bewoners verrijken zich in Amerika en komen dan terug. Aan den weg staan landhuizen, die tienduizenden hebben gekost. Saïd Effendi is gouverneur van Jericho. Een heete betrekking. Maar hij hoopt op promotie. Abdoellah is Grieksch-orthodox. Dat wil zeggen: hij is natuurlijk heelemaal niet Grieksch en heelemaal niet orthodox. Hij is een Syriër, die lang in Egypte heeft gewoond. Hij heeft gevochten met de Italianen in Tripoli en met de Engelschen in Palestina. Verleden jaar heeft hij in het district Jericho een rooverbende opgeschept en daarbij een leelijk schot opgeloopen in zijn dikken, korten kroeskop. Zijn doodsvijand is de Latijnsche Patriarch van Jeruzalem. Want Abdoellah Effendi heeft te Bethlehem een groote neutrale school geopend, voor alle kinderen, zonder onderscheid van ras en geloof. En de patriarch is daar tegen. ‘Is hij mijn chef?’ zegt Abdoellah in een groote boosheid: ‘En ik een pastoor?’ Neen, om te weten, dat deze Abdoellah Effendi geen pastoor is, behoeft men slechts éénmaal met hem te rijden van Jeruzalem naar Bethlehem, en men zal het weten, vóór men het Graf van Rachel voorbij is. Wij gaan er voorbij in een zachten, warmen stap. Ik heb aan de chaloetsah van dezen morgen gedacht. Kort, krachtig, fanatiek. Aan de meisjes van de school. Aan haar jeugd. Aan mijn jeugd. En hoe alle jeugd vergaat. 's Avonds, in den wind en zonder de maan, zijn wij met ons tweeën teruggereden, want Saïd is bij Abdoellah in Bethlehem gebleven. | |
VI.Vrijdag is de school van Miss Landau vrij. Want de meeste meisjes moeten dan thuis het huiswerk voor den Sabbath doen. De werkweek eindigt dus des Donderdagmiddags. Dan worden alle honderden meisjes, behalve die van de bewaarschool, vergaderd in de benedenhall. En Miss Landau zelve geeft een les over de Afdeeling uit de Leer en die uit de Profeten, die den volgenden Zaterdag gelezen wordt. Een goede les. Dan worden Sabbathliederen gezongen. En alle meisjes gaan. Ook weer in orde van twee en twee, onder het zingen van Hebreeuwsche liederen. Ineens: wat is het groote huis nu stil. Enkele groote meisjes zijn gebleven. Zij maken, op haar beurt, de klassen schoon. En zij verzorgen de bloemen, die elke klas heeft. Wij praten nog na over de vervlogen jaren. Miss Landau is hier gekomen, enkele maanden na het bezoek van den Duitsche keizer Wilhelm II en Theodoor Herzl. Zij heeft nu al het tweede geslacht. De meisjes trouwen hier zeer vroeg. O, er is veel verbeterd. Haar strijd tegen de ongedierten, die wij natuurlijk ‘kinnem’ noemen, heeft zij gewonnen. Het komt niet meer voor, dat een booze moeder, wier dochter wegens het bezit van kinnem naar huis wordt gezonden, haar toevoegt: ‘Kinnem?... Kinnem... wos is kinnem? Jede mensch hot kinnem... Ich hob kinnem... sie hobbe kinnem... jede mensch hot kinnem.’ Wij gedenken ook den tijd van Djemal Pasja. Toen heeft Miss Landau, als Engelsch onderdaan, booze uren medegemaakt. Djemal Pasja heeft de school zijn groot ruiterportret geschonken, Miss Landau verbannen en de school gesloten. Nu hangt beneden in de hall het portret van Sir Herbert Samuel P.C.; G.B.E., Joodsch Landvoogd. En Lea, het dienstmeisje, een oud-leerlinge, denkt al over trouwen. En als er onder onze lezers één is, die de aardige, ordelijke meisjes van de school van Miss Landau verheugen wil met een morsboezelaar van roodgestreepte stof, of met een van geel-grijs, afgezet met donkerblauwe banden: dan gaarne. Voor het maken zorgt de school zelve. Er wordt héél zuinig mee omgegaan. En ze worden nog gedragen tot in het derde en vierde geslacht. ‘Ze moeten leeren ordelijk zijn,’ zegt Miss Landau; ‘zuinig en zindelijk.’ Een goede Sabbath. |