Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 244 CrisisGa naar margenoot+Crisis. Altijd door crisis. Een chronische ziekte. Wij wachten nu maar geduldig en hoopvol tot de echte crisis, de critische crisis, komen zal. Misschien na het Congres. Intusschen praten wij. Over Sir Herberts politieke rede op den derden Juni zijn wij uitgepraat. Er is trouwens een zeer strenge censuur. Niemand, die ook maar één goed woord voor Sir Herberts rede over heeft. Sommigen troosten zich met de meening, dat hij het niet zoo erg bedoelt als hij het zegt. En dat hij vooral de Arabieren heeft willen kalmeeren. Anderen beweren, dat er eene verandering in hem heeft plaats gehad. Hij ziet nu in de Arabische beweging een werkelijk nationale beweging, die niet met geweld moet worden onderdrukt, wil men niet komen tot eenen toestand als in Ierland. Vandaar ook, dat de Regeering min of meer het Haïfa-Congres gaat erkennen, wat zij eerst niet wilde doen. De Arabische pers is niet ontevreden over Sir Herberts interpretatie van de Balfour-declaratie. Vooral zijn ze verheugd over dezen zin: ‘wanneer maatregelen noodig zijn, om den Christenen en Mohammedanen in Palestina te bewijzen, dat deze uitlegging zal worden gehandhaafd, dan zullen die maatregelen worden genomen’. De Arabische pers begint nu reeds om zulke maatregelen te roepen, zonder precies te zeggen, welke het moeten zijn. | |
II.Churchill's speech. En de censor. Gelukkig, dat wij de cafés hebben en de trottoirs. Er is een opmerkelijk verschil tusschen de officieele mededeeling, die door de Regeering aan de bladen is verstrekt, en tusschen de telegrammen, die hier uit Londen ontvangen zijn. Wij hopen nu maar, dat de officieele mededeeling door Herbert den Grooten min of meer verarabiseerd is, terwille van de rustigheid der rust. De stroohalm, waarop de drenkeling, om zoo te zeggen, luchtkasteelen bouwt. Haäretz is er in geslaagd, een artikel over Churchill's rede te schrijven, waarin niets gecensureerd is. Het belangrijkste van de rede is: ‘De oorzaak van de onrust in Palestina is de Zionistische beweging en de verplichtingen, die wij tegenover haar op ons hebben genomen in de Balfour-declaratie’. En voorts: ‘De oorzaak van de opwinding onder de Arabieren is niet zoo zeer het aantal immigranten, maar eerder sommige bekende uitspraken van de Zionistische Organisaties’. Welke uitspraken, vraagt Haäretz. Het blad herinnert er aan, dat telkens en telkens de Zionisten hebben verzekerd, dat zij vrede en vriendschap met de Arabieren willen. Dat is wel juist. Maar de Arabieren gelooven nu eenmaal, dat dit politiek is. Zij herinneren zich dr. Weizmanns formuleering van ons einddoel, voor de Vredesconferentie te Parijs: ‘Een Palestina zoo Joodsch als Engeland Engelsch is’. Onze propagandisten in het buitenland komen dikwijls met plannen, die niet vereenigbaar zijn met de positie van de Arabieren. Een ander belangrijk punt is de schepping van een volksvertegenwoordiging ‘vrij en met autoriteit’, waarover ook Sir Herbert in zijn rede heeft gesproken. Mr. Churchill ziet wel, dat dit moeilijk is te vereenigen met de Balfour-declaratie. Maar hij acht het niet onmogelijk. Zeker niet, wanneer men de declaratie uitlegt zooals Sir Herbert het heeft gedaan. Men kan er alles hinein-, dat wil zeggen herausinterpreteeren. Natuurlijk heeft ook het gesprokene over de immigratie de aandacht getrokken. ‘Joodsche immigratie zal zorgvuldig geregeld en gadegeslagen worden’. Een mooi Joodsch-Nationiaal-Tehuis! Toelaten van duizenden Joden zonder middel van bestaan, noemt Churchill waanzin. Het Joodsche kapitaal moet voor werk zorgen. Beteekent dit, terloops gezegd, dat de regeering geen werk meer geven zal? Weer een concessie aan de Arabieren? Heeft men het plan van een Palestina-leening laten varen? Een tweede concessie? De Joden moeten zelf betalen voor de vestiging van hun Joodsch-Nationaal-Tehuis. Het blad besluit: ‘Onder deze voorwaarden en na zulke redevoeringen doet ons de verklaring van Churchill, dat Engeland de Balfour-declaratie zal gestand doen, maar weinig genoegen’. | |
III.Het lijkt alsof de genegenheid van onze vrienden afneemt en tegelijk neemt de wederstand toe van hen, die ons minder gezind zijn. De Paus. Eenige jaren geleden, na een gesprek met Sokolov, heette de Paus zeer pro-Zionistisch. Iedereen is na een gesprek met Sokolov Zionistisch: Briand, Millerand. Wij zien de resultaten in de vervolging van de Zionisten in Syrië. In de aanvallen op de Joden in Algiers. Terwijl voor aanvallen gevreesd wordt in Tunis. Al die berichten komen hier, verminkt en overdreven. De Joden heeten de aanvallers. En de Arabieren hier gelooven dat. Of zij doen, alsof. De Paus. Wij hooren, dat hij vreest voor ontheiliging van de heilige plaatsen door de Joden. Zooals dat er staat, is het natuurlijk dwaasheid. De misleiding zit in de woorden ‘ontheiliging’ en ‘heilige plaatsen’. De Paus bedoelt, dat door de immigratie het geheele heilige karakter van het Heilige Land verloren gaat. Als voorbeeld noemt hij: de beplanting van den Karmel. Wij voelen dat ook wel eens. Jeruzalem met kinema's, met danspartijen en losse muziek. Het snerpt ons ook. Maar wat kunnen wij doen? Wij hooren, dat de Paus aandringt op veranderingen in het mandaat. En dat hij daarin door Frankrijk wordt gesteund. Wij hooren ook, dat het mandaat nog niet geteekend zal worden. Wanneer? Het lange wachten geeft den Arabieren nieuwen moed. De leening, als zij komt, laat zich weder wachten. Wij zouden het mandaat wel gaarne, veiligheidshalve, vóór het Congres geteekend zien. Zal het Congres plaats vinden? | |
IV.Het Land lijkt wel rustig. Maar 't is de vraag in hoeverre er waarlijk rust is. Over het gebeurde te Jaffa heb ik u reeds terloops geschreven. Twee Joden gedood. Negen gewond. In de gecensureerde berichten doet men het voorkomen, alsof het slechts een aanval door eenen krankzinnige gold. Kontreis, het socialistische weekblad, verschijnt iedere week onder een anderen naam. En wordt niet aan den censor gezonden. Het heeft een verhaal van verschillende getuigen, waaruit duidelijk blijkt, dat de Arabieren weder voorbereid waren op een affaire in het groot. Alleen door het spoedig ingrijpen van het leger is dit mislukt. Nu wil men den dader krankzinnig verklaren. De Joden hebben drie dagen hunne winkels gesloten. ‘Hoe slechte menschen’, roept de anti-Zionistische Palestina: ‘zij sluiten hun winkels. Zij doen den handel schade’. Op verzoek van Sir Herbert zijn de winkels den vierden dag weder geopend. Het proces tegen den dader heeft nog niet plaats gehad. De bijzondere rechtbank te Jaffa en de enquête-commissie zetten hun onderzoek voort. ‘Pogrom. Tweede Deel’ zegt de Kontreis smalend. De beroemde Arabische agent No. 500 is veroordeeld wegens moord, plundering en poging tot verkrachting. Hij heeft dertien jaar gekregen, waarbij, gelijk het vonnis zegt, ook rekening is gehouden met zijn voortreffelijk gedrag tot aan het uitbreken van de troebelen. Maar ja, voortreffelijke waters hebben diepe gronden. Intusschen is nu officieel vastgesteld, dat de Arabische politie geducht heeft medegedaan. Met het oog op de rechtvaardigheid zonder onderscheid van ras en geloof, zijn nu ook twee Joodsche politie-agenten zwaar beschuldigd. Hun proces komt deze week voor. Evenals het proces tegen de aanvallers op Rischon-le-Zion. | |
V.De stemming te Jeruzalem is niet gedrukt. Hier verwacht men geen oproer. Ofschoon ik gisteren hoorde van twee Arabische politie-agenten, die rondgingen en ophitsen. Te Jaffa is men zenuwachtig en in spanning. In de moskee zijn ophitsende redevoeringen gehouden naar aanleiding van de veroordeeling van een doodonschuldig persoon als No. 500 tot dertien jaar gevangenis. Bitter is men hier tegen Sir Herbert. Men zegt: ‘Een beste, liberale landvoogd. Maar niet voor ons’. Sir Herbert is op het Wekenfeest weder ter Synagoge gegaan. Ditmaal was de toegang vrij. Nu de landvoogd wat in prijs is gedaald, mag ook het mindere volk profiteeren. De officieele babbelaars waren tegenwoordig. Wij hebben hier bezoek van iemand uit Amerika. Dat wil natuurlijk zeggen uit Rusland. Hij is van beroep ‘Redenaar’. Wij zijn een goed en lief volk. Er is eene vakvereeniging van gewonden opgericht te Jaffa. Zij hebben een voorloopig bestuur. En ruzie, omdat de minderheid het financieele beheer van de meerderheid niet vertrouwt. En wij allen hebben den censor. Hercules is hier noodig. En wij moeten het doen met Anastasia. Wij hooren, dat de censuur nog heel lang blijven zal. Zij zal nog veel strenger worden. En in alle steden precies gelijk. | |
VI.De immigratie gestopt. Wij hooren, dat van de week weder een schip met immigranten aankomen zal. Twee Engelsche hoofdambtenaren zijn naar Konstantinopel vertrokken voor immigratie-vragen. Sommigen hebben uit Sir Herberts rede besloten, dat de Zionistische Organisatie geen invloed meer hebben zal op het aantal immigranten. De opbouw van het Land gaat maar heel heel langzaam vooruit. Sir Herbert is nu precies een jaar hier. Er is nog altijd precies dezelfde erge huizennood. Wij vragen ons af, wat de groote maatschappij ‘De Bouwer’ eigenlijk doet behalve niet-bouwen. Er zijn talrijke bouw-vereenigingen. Maar er is geen geld. De grondprijzen dalen weder nu de immigratie zoo gematigd gaat en de meeste immigranten in tenten wonen. De vervanging van Arabische arbeiders door Joodsche gaat in de koloniën ook niet zoo vlot nu het eerste en tweede enthusiasme voorbij is. In Petach Tikvah alleen werken nog geen Arabieren. Maar de financieele toestand is er moeilijk. De Joodsche boeren en hunne zonen, die zich schaamden, gelijk op te werken met Arabische arbeiders, werken wel gelijk op met de Joden. Daardoor zijn er veel minder arbeiders noodig. Niet meer dan vijfhonderd, tegen drie, viermaal zooveel Arabieren. Het minimum loon van eenen Joodschen arbeider bedraagt vier shilling. Er beginnen al weder moeilijkheden te komen tusschen de boeren en de vakvereenigingen der arbeiders. De gezondheidstoestand is matig. Te Jeruzalem heerscht buiktyphus. En een heel klein bericht: de scholen van den Duitschen Hilfsverein zijn thans officieel en definitief aan de Zionistische Organisatie verkocht. De Taalstrijd. | |
VII.En onze Arabische broeders? Hun anti-Zionistisch Congres. Wij hooren soms van twisten tusschen Christelijke en Mohammedaansche Arabieren. De delegatie naar Europa is nog niet vertrokken en de samenstelling wordt nu zeer gecritiseerd. De sjeikhs van Berseba hebben nu het congres óók erkend, omdat, gelijk deze wijze sjeikhs weten, de Joden de Arabieren hebben aangevallen. Daarom protesteeren zij tegen de Balfour-declaratie en tegen de Zionistische immigratie. Hun brief aan het Congres stond in de Arabische Karmel. In de Joodsche bladen was hij gecensureerd. Maar de booze Kontreis publiceert hem. Is samenwerking tusschen Joden en Arabieren thans mogelijk? De meeste geborenen des lands hebben er een zwaar hoofd in. Prof Geddes, altijd hoopvol en altijd juist, is ook hier enthusiast. En Kalvarisky, een van de hoofdvertegenwoordigers van Baron Rothschild. Hij wil de school dienstbaar maken aan de samenwerking. Geen nationale religieuze, Arabische, Christelijke, Joodsche, Mohammedaansche scholen. Maar eenvoudig Palestinensische scholen, zonder nationalisme, zonder religie, met Arabisch en Hebreeuwsch als gelijkwaardige talen en daarachter Engelsch. | |
VIII.En onze buren? Van Marokko tot Konstantinopel is het onrustig. De groote held is Moestapha Kemal Pasja. De Arabische bladen hebben den tekst van zijn verbond met Afghanistan en Rusland. Eén punt: bevrijding van alle Oostersche volken. Dat maakt hier natuurlijk vreugde en onrust. Syrië. Wij lezen een officieelen speech van den Generaal Gouraud. Hij zal geen propaganda toelaten tegen Engeland. Ook niet tegen het Joodsch Palestina? Een waarschuwing aan den Emir Abdoellah. Dat hij zich rustig houde. Hij houdt zich rustig, zegt Minister Churchill. En Feisoel wordt Koning van Mesopotamië. Rustig wordt het in de Mohammedaansche wereld nog niet. De Arabieren hopen op eene overwinning van Moestapha Kemal Pasja. En dan met behulp van het volstrekt niet bolsjewieksche Rusland, de Franschen, de Engelschen en de bolsjewieksche Joden Voor-Azië uit. |