Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 243 De Arabische quaestieGa naar margenoot+Het is nu eigenlijk niet bepaald de tijd om zakelijk en wijs over de Arabische quaestie te schrijven. Wij zitten er te veel in. Maandag weder opgeschrikt door geruchten, dat Jaffa en Haïfa onrustig waren. Het bleek minder. Een Arabier te Jaffa was met een groot mes gewapend een Joodschen winkel binnengestormd. Dadelijk twee man gedood. Oploop. Paniek. En daarbij nog weer negen Joden gewond. Verscheidene ernstig. Van wie er heden twee bij geruchte overleden zijn. Maar dat zullen zij misschien nog wel te boven komen. De rest model. De couranten mochten niet meer geven dan de officieele berichten. Haäretz is om een onnoozel berichtje voor éénen dag verboden geworden. Die van Jaffa hebben eene delegatie naar Sir Herbert gezonden. De Hooge Commissaris heeft geantwoord, dat hij het vertoog van de delegatie waarlijk met belangstelling heeft gehoord. En dat alle maatregelen nu genomen zijn. Wij hooren, dat de troepen te Jaffa verlof hebben gekregen desnoods te schieten, wat hun eerst verboden was. Wij hooren ook, dat een aantal Arabische artsen den Arabier met het groote mes krankzinnig hebben verklaard, wat misschien wel een wijze oplossing is. Zijn bloed is nu in onderzoek. Jaffa is weder rustig en het leven gaat zijn gewonen gang. | |
II.De Arabische quaestie. Minister Churchill heeft eindelijk zijn groote rede gehouden over de Engelsche politiek in het Oosten. Doar Hajom heeft een uitvoerig telegram ontvangen over de Palestina-politiek. Het is natuurlijk gecensureerd. Maar ik heb het gezien. Vandaag hebben de couranten eene officieele mededeeling, die geheel anders van toon is. Volgens den Londenschen berichtgever van Doar Hajom had Churchill zich zeer gunstig over de Joodsche koloniën uitgelaten. In de officieele mededeeling bijna niets daarvan. De toon daarvan is weder pro-Arabisch, gelijk Sir Herbert's verklaring van 3 Juni ook was. Volgens het Doar Hajom-telegram zou Churchill hebben gezegd, dat de Arabieren in Palestina geen zelfregeering konden krijgen, omdat ze dan maatregelen zouden nemen in strijd met de gedachte van een Joodsch Nationaal Tehuis. Dit was tegen Sir Herbert's verklaring van 3 Juni, waarin vagelijk een soort van begin van zelfbestuur was beloofd. De officieele lezing van Churchill's rede zegt nu, dat een geleidelijke ontwikkeling van zelfbestuur niet in strijd is met de Balfour-declaratie. Wat de Balfour-declaratie betreft: Churchill heeft de interpretatie van Sir Herbert op 3 Juni tot de zijne gemaakt. En dat is erg genoeg. In het Doar Hajom-telegram werd vermeld, dat Churchill had medegedeeld, dat de militaire uitgaven in Palestina dit nieuwe begrootingsjaar zouden beloopen twee-en-een-half millioen Pond, voor 4400 Engelschen en 10.800 Indiërs. Vermindering van de troepenmacht kon hij niet beloven. Hij hoopte, dat geene vermeerdering noodig zou zijn. Van dit alles vinden wij in de officieele mededeeling niets terug. De toon van Churchill's rede volgens het telegram aan Doar Hajom is geheel anders geweest dan volgens de officieele mededeeling. Wie beide gelezen hebben, zeggen dit: ‘Maar Churchill lijkt wel meer Zionist dan Sir Herbert.’ Onmogelijk? Toch niet. Churchill was hier een snelle reiziger, die alles op zijn mooist heeft gezien: pionieren, koloniën, alles. Sir Herbert is een jaar nu hier. Hij ziet de dingen van binnen: de deficieten, den schijn. Daarbij komt, dat de autoritaire ambtenarenregeering van Palestina meer is naar den geest van den conservatieven Churchill, dan naar den geest van den liberalen Sir Herbert. Hij moet den Arabieren van Palestina eene mate van zelfregeering onthouden, die de Arabieren van Mesopotamië wel krijgen. De strijd om Palestina tusschen de Arabieren en de Joden is niet zoo eenvoudig als tusschen een dief en een eigenaar. Beide volken hebben betrekkingen tot het land. Het beste is hun beider betrekkingen te vereenigen in een stelsel van rechtmatige samenwoning. Maar de Arabieren beweren, dat dit eenvoudig niet gaat. En zij wijzen op dr. Weizmanns formule: ‘Palestina zóó Joodsch als Engeland Engelsch is’. Sir Herbert moet misschien wel eens voelen, dat hij Palestina bestuurt op eene wijze, waarop hij bijvoorbeeld Ierland niet zou willen besturen. Morgen 17 Juni. Zal dan het mandaat door den Volkenbond worden bevestigd? Zullen dan de Arabieren hun gewelddadig en niet-gewelddadig verzet opgeven? Hunne delegatie is nog niet naar Europa vertrokken. Gaat zij? | |
III.De Arabieren hebben indertijd hun argumenten uiteengezet in een memorandum, dat zij minister Churchill hebben overhandigd. Argumenten. Maar een quaestie gaat nooit zonder rest in hare argumenten op. Zoomin als een ding in zijne eigenschappen, of een woord in zijn beteekenissen. Er is altijd het onkenbare: Ding-an-Sich. Er is altijd het onzegbare: Woord-voor-Zich. Daarom zijn argumenten niet waardeloos. Wie de argumenten van de Arabieren weten wil kan ze vinden in de Jewish Chronicle van 27 Mei of in het Hebreeuwsch in de Doar Hajom van de tweede helft van April. Het memorandum begint met een inleiding. Herinnerd wordt aan den steun dien de Arabieren den Engelschen gedurende den oorlog hebben verleend, hopende, dat de Engelschen hun een meer of minder volledige onafhankelijkheid zouden geven. En een groot Arabisch rijk vestigen zou. Maar Engeland heeft Palestina afgescheiden ter wille van de Zionisten. De Arabieren zijn niet tegen Joden als onderdanen van een Arabisch land. Ze zijn tegen de gedachte van een Joodsch-Nationaal-Tehuis in Palestina. Christenen en Moslems zijn daar gelijkelijk tegen. De Hooge Commissaris is een Jood. Eveneens de Staatssecretaris van Justitie, die een overtuigd Zionist is, voorstander van een geleidelijke, geweldlooze, verdringing van de Arabieren. Nu de Balfour-declaratie. Van een juridisch standpunt. De Balfour-declaratie is in strijd met andere beloften aan Koning Hussein van Mekka, die zich zijnerzijds loyaal aan zijne verplichtingen heeft gehouden. Historisch hebben de Joden evenmin nog recht op het land. Dan zouden de Arabieren wel Spanje kunnen eischen. En de Turken al het land tot Weenen. Ook moreel is de declaratie te verwerpen. De Joden zijn overal een element van vernietiging geweest. Zij zijn de schuld van de breuk van Rusland, en van de nederlaag van Duitschland en Oostenrijk. Men kan dat alles lezen in een boek ‘Het Joodsche Gevaar’, dat de notulen bevat van een geheime organisatie van vooraanstaande Joden. Zij willen een wereldrevolutie, met een Joodsche wereldheerschappij daarna. De Jood verdraagt zich niet met anderen. Hij wil, in de landen, waar hij woont, niets geven en alles nemen. Hij trekt de schatten van alle volken naar zich toe en doet met hen, zooals hij wil. Palestina lijdt al van de Joodsche koloniën. Waar die gevestigd worden, raakt de bevolking rondom gedwongen land te verkoopen en heen te gaan. De Joden geven geen werk aan Arabieren, koopen niet bij hem, en laten hem niets verdienen, als het niet strikt noodig is. Ze maken zich meester van den geheelen handel. Zij drukken de waarde van de landerijen naar beneden. Ze veroorzaken finantieele crisis om de landeigenaren te dwingen hun eigendom tegen lage prijzen te verkoopen. Rusland en Polen kunnen de Joden niet verdragen. Palestina kan het nog minder. Er zijn belangrijke economische bezwaren: De Zionistische kooplieden zullen, met steun van buiten, de Palestinensers eenvoudig dood concurreeren. De Joodsche immigratie heeft de prijzen opgedreven. Om ter wille van de Joden de prijzen weder neer te drukken, heeft de Regeering den uitvoer van koren verboden. Een ruïne voor velen. Ten einde den Joodschen immigranten werk te verschaffen, heeft de Regeering allerlei heel mooie publieke werken laten uitvoeren, die echter volstrekt niet noodig zijn. En voor dit arme land ook veel te duur. De Joodsche arbeider krijgt beter loon bij slechter werk dan de Arabische. De leening voor nog meer publieke werken is een last voor den belastingbetaler. Het geheele Zionisme kost Engeland geld. Een groot leger moet in Palestina worden onderhouden op kosten van den Engelschen belastingbetaler. De politieke gevolgen zijn niet te overzien. Reeds nu roepen de Joden, dat Engeland hun minder heeft gegeven dan het beloofd had. De eerste ondankbaarheid. Zoodra zij zich sterk genoeg gevoelen, zullen zij zich geheel tegen Engeland keeren. En wanneer Engeland Egypte ontruimt, hoe zal het zich dan gevoelen met eenen Joodschen Staat aan de andere zijde van het Suezkanaal? Een Joodsch Palestina zou eenvoudig een broeinest worden van Bolsjewisme, gelijk de ervaring reeds bewezen heeft. En van Palestina zou het Bolsjewisme kunnen overslaan naar alle andere. Arabische landen. Ook het Mandaat, steunend op de Balfour-declaratie, is een groot onrecht. Het is strijdig met het beginsel van de zelfbeschikking der volken. Engeland is tegenover de Palestinensers veel minder liberaal dan Frankrijk tegenover de Syriërs. Het is een onrecht de Kroonlanden te geven aan de Joden. Het is een onrecht de Zionistische Commissie officieel te erkennen, en den Joden een voorrecht te geven bij de uitvoering van publieke werken. Evenzeer is het een onrecht alle parlementaire vertegenwoordiging aan Palestina te onthouden, omdat de Joden nog in de minderheid zijn. Ten slotte zijn de navolgende eischen gesteld: De gedachte aan een Joodsch Nationaal Tehuis loslaten. Een Nationale Regeering vormen, die verantwoordelijk zal zijn aan een Parlement, dat zal worden gekozen door hen, die bij het uitbreken van den oorlog reeds in Palestina gevestigd waren. De Joodsche immigratie stopzetten tot de Nationale Regeering haar werk begint. Alle wetten en verordeningen van na de Engelsche bezetting afschaffen. Het oude recht toepassen, tot de Nationale Regeering anders besluiten zal. | |
IV.Het Joodsche standpunt is uiteengezet door J. Ben Zewi, een van de arbeidersleiders, in een Hebreeuwsch boekje: ‘De Arabische beweging’. Ben Zewi is ook lid van den Palestinensischen Staatsraad. Maar hij wil ontslag nemen, of heeft reeds ontslag genomen, wegens de politiek van Sir Herbert Samuel. Sokolov, wiens bijzondere taak het was goede betrekkingen met de Arabieren te scheppen, heeft zich eveneens over de Arabische quaestie uitgesproken in een interview in Haäretz van 8 April. Volgens Sokolov is alles één groot misverstand tusschen Joden en Arabieren. De quaestie heeft twee zijden: economisch en nationaal. Wat de economische zijde betreft: overal, waar verzet bestaat tegen immigranten, is dit tegen immigranten, wier levensstandaard een lagere is. Bijvoorbeeld: Japanners en Chineezen in Amerika en in Australië, of Joden uit Oost-Europa in Amerika. Tegen immigratie van immigranten met hooger levensstandaard is nooit en nergens verzet. Zij verhoogen het levenspeil van het land: Engelschen in Egypte, de Duitschers in Posen. De nationalisten in deze landen beklagen zich over onderdrukking van hunne nationale gevoelens: onderwijs, taal. Maar daarvan zal in Palestina nooit sprake zijn. Geen Zionist, zelfs de uiterste drijver niet, zal iets willen doen tegen Arabische nationale gevoelens. Het Arabische en het Zionistische nationalisme beiden kunnen in Palestina bevrediging vinden. Geen macht ter wereld zal de Joden beletten naar Palestina te komen. Wij hebben geen ander land dan dit. Er moet een Raad worden gevormd van Joden en Arabieren beiden, die alle moeilijkheden moet uit den weg ruimen. De betere elementen onder de Arabieren zullen gaan begrijpen, dat dit noodig is. Het Zionisme is nu een zaak van den Volkenbond geworden, waaraan niet meer te veranderen valt. Met onrust en troebelen kunnen de Arabieren zich slechts benadeelen. De tegenwoordige onrust zal voorbijgaan als een schaduw. | |
V.Vrijdagmiddag. Haäretz is verschenen met een zeer pessimistisch artikel over Churchill's rede. De censor (moge Allah hem niet zegenen en ook zijn ouders moge hij niet zegenen!) heeft er niets in geschrapt. En ieder kan begrijpen hoe bedwongen de bitterheid is. De Lucht van Palestina maakt wijs. Wij leeren alle dagen wat. En heden hebben wij weder geleerd, dat Mr. Winston Churchill toch niet meer pro-Zionistisch dan Sir Herbert Samuel is. |